In 1984 ging ik naar de toneelschool in Antwer- pen en werd op slag een kaaskop in België. Een land waar je voor je het weet over een taalgrens heen bent. En waar die grens soms ook heel gevoelig ligt. Ik besefte dat de Nederlandse taal in mijn vaderland nooit ter discussie heeft gestaan maar dat ik hier op een culturele breuklijn verzeild was geraakt.
Een breuklijn van oud zeer, onbegrip, frustratie, arrogantie en meer. Die af en toe de aarde kan laten trillen en zeker door de politiek gebruikt kan worden om te verdelen en te heersen.
De politicus Jules Destrée zette in de vorige eeuw de boel al op scherp door de koning te laten weten: “Sire, er zijn geen Belgen.” België is een vrucht van de diplomatie. Het werd kunstmatig samengesteld, het heeft géén nationaliteit. De Waal hoort toe aan de Latijnse beschaving en de Vlaming aan de Germaanse cultuur. België is een aan elkaar geplakte en getimmerde constructie waarvan iedereen denkt dat het in elkaar kan donderen en toch gebeurt dat niet want misschien bestaat België niet, de Belgen bestaan volgens mij wél.
Een lange inleiding om iets van mijn liefde te verklaren voor Wallonië, het zuidelijke deel van dit surrealistische land waar ik al langer dan in mijn vaderland woon. Ik ontdekte in 1984 al snel dat je hier een soort buitenland in eigen land hebt. Je gaat naar Brussel en bent qua taal al half in Parijs. Je stapt binnen in het biotoop van de songs van Jacques Brel, de wereld van Kuifje van Hergé, en de beelden van de schilder Magritte. Zoals Vlaanderen de overgang is van zuid naar noord, is Wallonië dat van noord naar zuid. Ze horen alle twee eigenlijk nergens bij en daar ligt hun authenti-
citeit. Eenmaal de stad uit vind je in Wallonië in steden als Charleroi en Luik de groezelige erfenis van een vroege industriële revolutie met de schoonheid van de lelijkheid. En eenmaal buiten de steden wacht het glooiende landschap rond Waterloo tot aan de Hoge Venen en de Ardennen. Een buitenland in eigen land. Ik was er veel te vinden voor ik op tour ging. Dikwijls in de bossen rond Bouillon. Verblijf in Hotel de la Poste waar de spoken
’s nachts over de krakende planken van de gangen liepen. Napoleon had er nog overnacht. Als er geestverschijningen in mijn liedjes passeren, zijn die geboren in dat hotel.
Ik vond het heerlijk, dat afstand nemen. In Vlaanderen was ik begin jaren 90 opeens een bekende zanger maar verderop kende geen hond me. Daar is het beter schrijven, want om iets te verzinnen moet je vooral niemand zijn. Het fascinerende van Wallonië vind ik dat ze er een andere taal spreken maar achter dezelfde gesloten luiken zitten als in Vlaanderen.
Dit deel van de wereld heeft altijd vreemde overheersing gekend, dus kijkt met scepsis naar wat van buiten komt. Maar als je eenmaal binnen bent, zie je wat er achter die luiken woont aan verbeelding en andere manieren van denken en kijken. Wallonië toont zich niet direct in al zijn schoonheid. Je moet geduld hebben. Maar wacht je, dan krijg je ook iets. Het verschil tussen de Walen en de Vlamingen is een beetje zoals tussen ons en de Duitsers. Hoe meer iets op elkaar lijkt, hoe meer het als iets anders gezien wil worden. Nederlanders zijn Duitsers met gevoel voor humor. Wallonië is Vlaanderen met meer reliëf. Dus Sire… Er zijn wel degelijk Belgen. ■
Over Stef Bos
Stef Bos (1961) is singer-songwriter en woordkunstenaar. In Zin schrijft hij over zijn leven als muzikant en als echtgenoot en vader. Stef is getrouwd met de Zuid-Afrikaanse kunstenares Varenka Paschke. Samen hebben ze drie kinderen: zoon Kolya (13) en dochters Lorelei (10) en Vonkie (6). Ze wonen afwisselend in Zuid-Afrika en in Vlaanderen. Stef tourt komend voorjaar in Zuid-Afrika, Namibië, Nederland en België met de voorstelling ‘Bloudruk‘
Nooit meer Stef missen?
Bekijk hier een wel heel voordelig abonnement op jouw favoriete tijdschrift.