De Vlaming gaat graag ‘op café’. Een liefhebberij die Rick de Leeuw (1960) sinds hij in Vlaanderen woont gretig heeft overgenomen. Veel Vlaamse volkscafés stammen al van vele decennia terug, net als hun eigenaren achter de toog. Wat is het dat deze cafés zo typeert, en zo’n thuis maakt voor velen, wie je ook bent?
Toen Maartje en ik acht jaar geleden van Amsterdam naar Vlaanderen verhuisden, stelden we vooraf één beslissende eis: in het dorp waar we zouden gaan wonen moest een café zijn. De Vlaming gaat graag ‘op café’. Hetcaféisdeplekwaararmenrijk,linksen rechts, jong en oud elkaar ontmoeten. Nog altijd. Waar een verhitte discussie uiteindelijk wordt geblust in de schuimkraag van het een- na-laatste glas en waar op zondagochtend het clubje fietsers na de rit hooguit één biertje komt drinken en tegen etenstijd huiswaarts wankelt. Deze zomer gingen we op zoek naar de ziel van het Vlaamse volkscafé.
De Lustige Zangers
Het is niet onze gewoonte de wekker te zetten om naar de kroeg te gaan, maar deze zondag-ochtend zitten we al om half acht in de auto op weg naar café De Lustige Zangers in Jeuk. Als we daar stipt om acht uur binnenstappen, heerst er reeds een gezellige drukte. De meeste mannen zitten achter een kop koffie, maar hier en daar wordt al een voorzichtige pint gedronken en ook de eerste ‘drupjes’ worden manmoedig achterovergeslagen. De klandizie bestaat voor honderd procent uit mannen, achter de bar staan de enige twee vrouwen in de zaak.
Nicole is sinds 1972 de baas hier in het café, en op zondagochtend krijgt ze hulp van haar dochter Anne. Nicole is 80 jaar oud, maar de tijd lijkt geen vat op haar te hebben. Haar man bedient de tafels, hij is een Waal en spreekt enkel Frans, wat eerder een uitkomst dan een belemmering is. Jeuk ligt in het uiterste zuiden van Vlaams Limburg en schurkt tegen de taalgrens aan, een deel van het publiek is dan ook afkomstig uit Wallonië. De reden dat het in De Lustige Zangers om acht uur ’s ochtends zo druk is, ligt in de tuin achter het café. Daar begint straks om negen uur de wedstrijd waarvoor iedereen hier verzameld is: het hanenzingen.
Wedstrijdspanning
Hanenzingen is een typisch Limburgs volksspel. De mannen in het café hebben allemaal een of meerdere hanen meegenomen. Vooraf gokken ze op het aantal keren dat hun haan gedurende een uur zal zingen. Veertig keer, vijftig keer, tachtig keer. Winnaar is de speler die het dichtst bij zijn voorspelling komt. Of beter, wiens haan het dichtst bij de voorspelling van zijn baasje komt. Om tien voor negen brengen de mannen hun hanen naar de wedstrijd. Inmiddels heb ik kennisgemaakt met Sady, een vrolijke man van 80. Even oud als Nicole. “Nicole en ik zijn al zestig jaar getrouwd,” knipoogt hij, “maar helaas niet met elkaar.” Hij komt al meer dan vijftig jaar bij De Lustige Zangers, elke zondag. Vandaag heeft Sady drie hanen mee en als ik hem aanbied er eentje te dragen, zegt hij geen nee. Met een haan in een reiskistje onder de arm wandel ik even later de arena binnen en voel een lichte wedstrijdspanning tintelen.
Een vlaag van melancholie
In een van de honderden kleine houten kastjes die staan opgesteld tegenover een gammele tribune laat ik de haan los, wens hem veel succes en schuif het deurtje achter hem dicht. Als ik plaats wil nemen op de tribune, word ik vriendelijk doch dringend verzocht weg te gaan. Tijdens de wedstrijd mogen de deelnemers niet aanwezig zijn, de hanen mogen op geen enkele manier worden beïnvloed. Enigszins teleur gesteld laat ik de hanen achter bij de jury en loop terug naar het café. Daar neemt Sady juist een slok van zijn bier, schudt de kaarten en deelt ze uit met vaste hand. Kleurenwiezen noemen ze het spel dat ze spelen. Cafébazin Nicole is aangeschoven en speelt geestdriftig mee. Ook aan andere tafeltjes wordt druk gekaart, de hanen lijken compleet vergeten.
De kaarters wil ik niet storen, dus loop ik naar Anne, die achter de bar de glazen vult. Achter haar op het schap liggen de chocoladerepen en de Bifiworstjes, onmisbaar onderdeel van het kaartspel: wie geen drankje van de verliezer meer wil, neemt er vroeg of laat zijn toevlucht toe. “Nee, absoluut niet,” antwoordt ze lachend als ik haar vraag of ze de ambitie heeft om op termijn het café over te nemen. “Zo’n café is enorm tijdrovend. Niet alleen de lange uren dat het open is, ook het opruimen, de inkoop, de administratie, ik zou het niet redden naast mijn eigen baan bij de wasserij.” Ze vertelt me dat Nicole van plan is na de zomer te stoppen. “Ze vindt dat het stilaan genoeg is geweest, na 52 jaar, en geef haar
eens ongelijk.”
Terwijl ik naar het toilet loop, dat zich buiten bevindt en weinig meer is dan een zinken dakgoot die aan de muur is geschroefd met een afvoer onder een afdakje, voel ik een vlaag van melan cholie door me heen trekken. Ik ken dit café pas anderhalf uur, het is nog niet eens gesloten en ik mis het nu al.
Sociëteit Sanseveria
Igor Maseroli is een fijne kerel en een begenadigd saxofonist. Drie jaar geleden deelde ik met hem het podium, tijdens een bijzonder optreden in het cultureel centrum van Overpelt. Nu zit ik met hem aan de bar van café Moonlight in Opglabbeek. Want naast een fijne kerel en een begenadigd saxofonist is hij ook een van de oprichters van Sociëteit Sanseveria. Van die sociëteit ben ik indertijd in Overpelt in de roes van het moment lid geworden, maar van de zegeningen die aan dat lidmaatschap verbonden zijn, heb ik tot mijn spijt nooit gebruikgemaakt. Igor is echter de laatste persoon op aarde die zich daar druk over zou maken, en heeft bovendien maar weinig aansporing nodig om de loftrompet te steken over wat vijf jaar geleden bij toeval begon.
De geboorte
“Mijn vrouw fietst elke zondag in zo’n wielerclubje, en na een mooie rit kwam ze terug met een prachtig verhaal. Ze waren naar Scherpenheuvel gereden en daar hadden ze bij een café een deugddoende kop koffie gedronken. Toen ze verder wilden rijden, kregen ze allemaal een grote suikerwafel mee voor onderweg. Gratis. Service van de zaak. Dat is echt een café voor jou, had mijn vrouw gezegd, café De Stips heet het. Het weekeinde daarna ben ik met Stef en Chris naar dat café gereden, en inderdaad: een geweldige plek. Authentiek, sfeervol, gezellig, en een pintje kostte er één euro. Waar vind je dat nog? Toen we aan de hoogbejaarde cafébaas vroegen waarom een biertje bij hem zo ontzettend goedkoop was, antwoordde hij doodleuk dat één euro per glas zo lekker makkelijk rekende. Op de terugweg hebben we besloten om met z’n drieën elke maand op zoek te gaan naar zo’n soort café. Dat was in de zomer van 2019: de geboorte van Sociëteit Sanseveria.”
Achter de toog
Net als ik Igor vraag aan welke voorwaarden een volkscafé moet voldoen, komen de twee andere bestuursleden de Moonlight binnen gewandeld. Ze bestellen een rondje en komen erbij zitten. Met z’n drieën proberen ze te antwoorden.
Chris: “Het café moet minimaal vijftig jaar bestaan.”
Verder lezen?
Benieuwd naar het vervolg van Rick’s verhaal over de Volkscafes? Je leest het in ons Vlaanderen nummer Zin 11. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.
TEKST: RICK DE LEEUW | BEELD: MAARTJE ELANTS
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief