(1939) is programmamaker, journalist en schrijver. In Zin schrijft ze over waar ze tegenaan loopt. Hanneke heeft één zoon, Gijs. Hij heeft vier kinderen (twee dochters en twee zonen). Zij zijn Hannekes Grote Liefde. ‘Ik ga hier echt niet wonen,’ had ze gezegd, ‘en dat hoeft ook niet, toch?’
In de herfst vallen de blaadjes van de bomen, in de winter gaat de natuur in de slaapstand. In het leven gaat het ook zo. Ik verkeer zo langzamerhand in de late herfst van mijn leven, het loopt al tegen de winter. Ik word 85, heb niet te klagen over mijn kwaliteit van leven maar om mij heen vallen de bladeren en doet de winter krachtig zijn intrede.
De afgelopen maand: een dierbare vriend overleden, een lieve vriendin in een hospice, bij een bevriend gezin een drama tische gebeurtenis. De echtgenoot belde me gisteren, in tranen. “Morgen wordt de zwart ste dag van mijn leven,” zei hij.
“Ik had nooit gedacht dat ik het zou kunnen, maar het moet. Ik moet T. morgen naar een verpleeg huis brengen. Het moet van de kinderen. Ze zeggen het al maanden maar ik heb me er altijd tegen verzet. Vooral omdat zij het niet wilde en nooit gewild zou hebben. Ze heeft altijd gezegd: als ik hier weg moet, gooi ik mezelf voor de trein. Jaja, makkelijk gezegd. Ze zou met geen mogelijkheid zelfstandig een trein kunnen vinden. Ze kan niks meer vinden zonder mijn hulp. Zelfs haar sleutels niet. Alleen haar grote agenda raakt ze niet kwijt, daarin schrijft ze alles op. Wat ze vandaag gaat doen, of morgen, of volgende week, of wat ze had willen doen. Allemaal fantasie. Verder is ze alles kwijt. Telefoon, bankpasje, handtas. Ze is altijd in paniek. En verdwalen, dat weet jij toch ook?” Hij
kan zijn tranen niet bedwingen. Hun bestaan hangt met houtjes en touwtjes aan elkaar. Nieuwste truc: hij heeft overal gpsstickers opgeplakt zodat hij met de zoekfunctie van zijn iPhone alles terug kan vinden. Ook haar, op straat. Ze heeft zelfs zo’n sticker op haar jas. En wat hem nu dwars zit en tot tranen toe beweegt, is dat hij haar één ding met zijn hand op zijn hart heeft beloofd: “Zolang ik het voor het zeggen heb, ga jij nergens heen. NERGENS.” Dat had haar altijd gerustgesteld. Ze zijn niet voor niks
62 jaar getrouwd en hebben niet voor niks beloofd er altijd voor elkaar te zijn. Maar nu hebben de kinderen een beslissing genomen: ze vinden het niet langer verantwoord dat hij in zijn eentje de zorg voor zijn vrouw draagt. Hij is ook de jongste niet meer, zijn gezond heid gaat achteruit, hij kan het niet meer aan. Ze hebben een verpleeghuis geregeld, niet ver uit de buurt. Ze zijn daar wezen kijken en het leek niet onaardig. Maar zijn vrouw verzette zich al bij binnenkomst. “Ik ga hier echt niet wonen,” had ze gezegd, “en dat hoeft ook niet, toch? Dat heb je toch beloofd?” Hij had geruststellend geknikt en haar een zoen gegeven. Zolang ik het voor het zeggen heb, hoef jij nergens heen… Het probleem is: hij heeft niks meer te zeggen. Zij ook niet. Hij zegt: “Ik voel me een verrader nu ik haar in het verpleeghuis achter ga laten. Ik heb mijn belofte verbroken.” ■
Nooit meer Hanneke missen?
Bekijk hier een wel heel voordelig abonnement op jouw favoriete tijdschrift.
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief