Schrijver en journalist Frénk van der Linden (1957) probeert met zeer persoonlijke brieven zijn inmiddels overleden ouders te doorgronden die na hun vechtscheiding veertig jaar lang geen woord met elkaar wisselden. Als 13-jarige werd Frénk daarin zo meegenomen dat hij ruim tien jaar zijn moeder weigerde te zien. Wij spraken hem.
Waarom schreef je je ouders na hun dood?
“Dat was geen besluit, eerder een natuurlijke gang van zaken. Al sinds mijn 9de zit ik voor me uit te denken, krabbelend in schriftjes. Misschien begon het als een poging om de onzekerheid te overmeesteren die het leven met zich meebrengt. Toen mijn moeder in 2013 overleed, merkte ik dat ik me in mijn notities rechtstreeks tot haar richtte. Dat schrijven was balsem op de wond. Mijn brieven aan haar legde ik in een la en daar bleef het bij. Drie jaar terug overleed mijn vader, ook hem ging ik automatisch schrijven. Op een gegeven moment vroeg mijn zus Desiree of ik het daarbij zou laten of dat ik er meer mee wilde gaan doen. Dat bracht me ertoe om alles eens op een rij te zetten. Het hielp enorm dat ik in feite vanaf mijn eerste Ryam-agenda een dagboek heb bijgehouden. Op de middelbare school bleef dat beperkt tot losse hartenkreten, later dijde dat hoe langer hoe meer uit. Het is een soort praten met jezelf, ballpoint in de hand, dagelijks een kwartier tot een half uur. Ik kon voor dit boek dus heel veel opzoeken. Komt bij dat mijn moeder me zeker tweehonderd brieven heeft geschreven in de ruim tien jaar waarin ik haar weigerde te zien.”
Wat is de belangrijkste les die deze brievenbundel je heeft geleerd?
“De kern is toch dat we tot aan onze laatste ademtocht amateurs in de liefde blijven. Als het om het amoureuze gaat, klunzen we ons door het leven heen. Dit boek bestaat uit brieven aan mijn ouders over die ene essentiële vraag: wat is onze persoonlijke omgangsregeling met de liefde? Bij mijn ouders was het een koude oorlog. Wat zeg ik: een hete oorlog, waarin mijn zus en ik werden vermalen. Ik hoop dat mensen winst halen uit mijn verlies. Dat ex-geliefden die met elkaar strijden een toontje lager gaan zingen als ze lezen wat dat onderlinge gevecht met hun kinderen kan doen. Iedereen wil toch zijn kroost heel houden en beschermen tegen de pijn? Ik werd er gek van.”
Heb je het antwoord gevonden?
“Voor een groot deel wel. Liefde is als een tango. Het is een dans die je samen danst en waarbij het niet helemaal helder is wie er leidt en wie er volgt. Elke stap de je zet heeft niet alleen consequenties voor de ander maar ook voor jezelf. De plek waar je met je partner op de dansvloer van het leven belandt, is de verdienste en de schuld van beiden. Je bent altijd voor een heel groot deel medeverantwoordelijk. Voor mijn vader was het al die jaren glashelder: dat het een tragedie werd, lag allemaal aan mijn moeder. Wonderlijk. Hoe kun je dat volhouden? Als ik iets heb geleerd van mijn ouders dan is het dit: knijp niet bij mensen, geef room to move. Mijn liefde voor mijn vrouw Mylou (Zin-columnist Mylou Frencken, red.) is zo groot dat ik haar alle vrijheid gun. Als zij ook maar een seconde het gevoel zou krijgen dat onze relatie een gouden kooitje is, heb ik iets verkeerd gedaan. Ze moet kunnen gaan en staan waar zij wil, desnoods met een andere man. Omgekeerd geeft ze mij een soortgelijke vrijheid. Tot tien jaar terug heb ik me nauwelijks kunnen hechten. Met Mylou lukt dat wel, omdat het niet hóeft. Ik voel me bij haar zowel veilig als vrij. Juist daardoor heb ik in de praktijk geen behoefte aan iemand anders. Dat is de paradox die liefde heet.”
En altijd maar verlangen (Luitingh-Sijthoff, € 20,99) ligt nu in de winkel. Hier maak je kans op een gratis exemplaar.
Tekst: Margriet de Groot