BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Esther Verhoef: Het huis met de palm

Esther Verhoef: Het huis met de palm

Lekker lezen

Speciaal voor Zin Magazine selecteerde niemand minder dan bestsellerauteur Esther Verhoef (1968) zelf een zinderend leesfragment uit haar nieuwste thriller. Enjoy!

Het grijze gebouw heeft een L-vorm en twee en een complex ogend dak van leisteen met talloze dakkapelletjes. Het geheel maakt de indruk van een kasteelachtig landhuis uit vroeger tijden. Maar die gloriedagen zijn al even voorbij. Het grijze stucwerk zit vol aanslag en de verf bladdert van de kozijnen. Vooral de rechtervleugel lijkt er slecht aan toe en is grotendeels overwoekerd met klimplanten.
‘Maar… je woont in een kastéél!’
Sophie grinnikt.
‘Een jachthuis. Overgrootvader heeft het gebouwd in achttien zoveel.’
‘Helemaal zelf?’ Ze kijkt me verstoord aan van achter haar brillenglazen. ‘Nee, natuurlijk niet.’
‘O, ik bedoel, eh…’ Ik voel me weer misselijk worden. En moe. Ik sta op instorten, vannacht heb ik nauwelijks kunnen slapen en de autorit heeft me uitgeput.
‘Kijk.’ Sophie wijst naar de toren die oprijst tussen de verwaarloosde lange zijde van de L, en de korte, duidelijk beter onderhouden linkervleugel.
‘Alleen dat deel is bewoond. Anders is het ’s winters niet warm te stoken. Ik probeer het verval tegen te gaan, maar het is veel werk als je alles in je eentje moet doen.’
Ze stopt op het beschaduwde grind voor het huis.
‘Je woont hier alleen?’ Ze zoekt mijn blik, haar donkere ogen glinsteren.
‘Nu niet meer.’

Sophie helpt me stapje voor stapje de stenen trap op naar het bordes. Ik leun zwaar op haar; ze is sterker dan ze lijkt, mijn redder in nood met haar frêle voorkomen. Op het bordes blijf ik voorovergebogen staan, mijn ogen samengeknepen. Ik probeer de steken in mijn onderbuik te negeren, maar mijn hele lijf protesteert tegen de inspanning die ik heb moeten leveren.
‘Het komt goed, liefje,’ hoor ik Sophie zeggen.
Ze haalt een sleutelbos tevoorschijn en ontgrendeltde glanzende donkerrode voordeur.Binnen is het schemerig en koel. Het ruikt een beetje muf, vochtig. En ook kruidig, naar planten en aarde. Op de parketvloer liggen een paar enorme, tot op de draad versleten Perzische tapijten. Oude meubels, een staande klok. Aan de hoge muren hangen olieverf- schilderijen die zo donker zijn dat je onmogelijk nog kunt zien wie of wat erop is afgebeeld, en het behang laat op sommige plaatsen los. Achter in de hal loopt een brede, houten trap met een kunstig bewerkte reling in een boog langs de muur omhoog naar de verdieping. Ik leg mijn hoofd in mijn nek en kijk naar het ornamentenplafond, dat zeker acht meter hoog moet zijn. Het doet surreëel aan, alsof ik elk moment verwelkomd kan worden door de Addams Family. Sophie kijkt om zich heen met een blik die het midden houdt tussen spijt en ontzag. ‘Zoals ik al zei, het is een beetje veel voor mij alleen. Ik kan er acht, tien, twaalf uur per dag aan blijven klussen, het is eigenlijk nooit genoeg. En dan hebben we de tuin nog.’
‘Je hoeft je voor mij niet te verontschuldigen. Je huis is prachtig, Sophie, de meeste mensen kunnen alleen maar dromen van zo’n bezit.’
Ze knikt tevreden. ‘Soms denk ik weleens, waar doe ik het allemaal voor? Maar hier hoor ik thuis.’
Er kraakt iets rechts van ons. Mijn blik schiet naar glas-in-looddeuren waarachter een lange, brede gang loopt. Het zonlicht valt er gefi lterd binnen door de talloze vuile kozijnen en de klimplanten die aan de buitenkant tegen de gevel groeien. Het verwaarloosde gedeelte, herinner ik me, de lange zijde van de L.

‘Je went wel aan de geluiden,’ zegt Sophie. ‘Soms is het werkend hout, soms zijn het muizen of katten. Vogels af en toe, of een wespennest. Dat hou je nooit helemaal tegen.’
Ik knik alsof ik het begrijp, en ik denk: hoe kan iemand zo wonen?
‘Nou, hier is mijn afdeling, de linkervleugel zogezegd.’ Ze wijst op een paneeldeur in de linkermuur, zwaait dan haar vinger naar het plafond.
‘Jij slaapt boven. Het is even een klimmetje, sorry daarvoor. Maar dan heb je wel de mooiste kamer van allemaal.’
Ik kijk langs de trap omhoog. ‘Maar dat red ik niet.’
‘We hebben alle tijd.’
Ik laat me schuifelend naar de trap toe helpen. Bij elke stap schiet er een pijnscheut door mijn onderbuik.
Mijn oren suizen en halverwege de hal begin ik vlekken voor m’n ogen te zien. Sophie heeft me eerder vanochtend uit het ziekenhuis opgehaald. De hele rit heb ik opgekruld op de bijrijdersstoel gelegen en van de route hiernaartoe heb ik niets meegekregen. Hoelang we hebben gereden weet ik ook al niet. Het kan een uur zijn geweest, maar evengoed veel korter of langer. Ik kan me zelfs niet eens herinneren welke plaatsnamen er op de borden langs de weg stonden.
‘Sorry dat ik het niet makkelijker voor je kan maken,’ hoor ik Sophie zeggen. ‘Er is te weinig tijd geweest om hem te repareren.’
Nu pas zie ik een metalen buis langs de trap omhooglopen, stevig vastgeklonken aan de treden. Er is een verschoten beige stoel op gemonteerd met metalen armleuningen en een soort autogordel.
‘Un monte-escalier – een traplift,’ zegt Sophie.
‘Ouwetje, maar hij heeft het steeds gedaan. Opa kocht hem ooit voor oma, en ook mama heeft er de laatste jaren gebruik van gemaakt. Ik ga hem repareren, hoor. Gelukkig heb je hem voorlopig toch niet nodig.’

Ergens in mijn onderbewustzijn hoor ik een stemmetje fluisteren dat er iets niet klopt. Dat Sophie een beetje anders klinkt, gespannen zelfs, en dat het op z’n minst merkwaardig is dat ze me in mijn hachelijke toestand per se naar een kamer ergens helemaal boven in dit enorme gebouw wil brengen. Wat is dan het alternatief, Ellis? Je kunt nergens anders heen. Sophie pakt zachtjes mijn elleboog vast.
‘Ik help je wel, Elies. Kom, leun maar op mij.’
Trillerig herpak ik me. Ik zet mijn voet op de eerste trede, verbijt snuivend de pijn. Ik moet me niet zo aanstellen. Wees blij dat iemand je helpt. Sophie heeft niets te veel gezegd. Het is inderdaad een prachtige kamer, ruim en verrassend licht na de schemerige hal. De grote ramen met vakverdeling geven aan drie zijden vrij zicht over het open veld en de beboste heuvels.
‘Mama’s lievelingskamer.’ Sophie loopt op het hemelbed af dat pontificaal in het midden staat. Het
heeft sierlijk gedraaide notenhouten spijlen op de hoeken, gordijnen ontbreken.
‘Je kunt vanuit het bedde zon zien opkomen en aan de andere kant weer zien ondergaan.’ Ze schudt het dekbed voor me op en legt er een gehaakte sprei overheen.
‘Voordat je zo meteen gaat slapen…’ Ze wijst op een vierdelig kamerscherm in een donkere hoek bij de deur, goudkleurig, met een zijdeachtig glanzend behangetje. ‘Daarachter vind je de wc en een wasbak. Er ligt ook een badjas. Ik wacht wel even buiten, als je privacy wilt.’
‘Ik wil alleen maar slapen.’
‘Natuurlijk.’ Ze knikt. ‘Ik ga een theetje voor je zetten.
Maak het je gemakkelijk.’
Terwijl ik Sophie de trap af hoor lopen, staar ik naar het bed. Het idee dat haar moeder daarin heeft geslapen – en is gestorven? – staat me behoorlijk tegen. Maar ja, in ziekenhuizen en hotels slaap je net zo goed in bedden waarin weet-ik-wie-allemaal heeft gelegen, en waarin weet-ik-veel-wat is gebeurd.
Ik druk mijn onbehagen weg, sla het dekbed opzij en ga voorzichtig liggen. Bij de minste of geringste beweging ben ik me bewust van de operatiewond en het trekkende weefsel in mijn onderbuik. De ijzeren vering van het matras kraakt, maar het bed ligt prima en het beddengoed ruikt fris – heel wat frisser dan de rest van het huis in elk geval. Al snel ben ik me niet meer bewust van de omgeving en dommel ik in.

Over het boek

Ellis is op weg naar Nederland als ze instort en op de spoedeisende hulp van een Frans ziekenhuis belandt. Het is er chaotisch en overvol, en Ellis is helemaal alleen. Gelukkig ontfermt kamergenote Sophie zich liefdevol over haar. Als Ellis uit het ziekenhuis ontslagen wordt, biedt Sophie zelfs aan haar bij haar thuis te verplegen. Maar Sophies beweegredenen zijn niet zuiver. Dit nagelbijtend spannende verhaal speelt zich af in mondain Amsterdam-Zuid, een vervallen Frans jachtslot en zonovergoten Marbella.

Over de Schrijver

Esther Verhoef (1968) is een van de meest succesvolle en veelzijdige schrijvers van Nederland. Van haar psychologische thrillers en romans zijn circa drie miljoen exem- plaren verkocht. Verhoefs werk is in tal van landen verschenen, waaronder in de Verenigde Staten, Duitsland en Korea, en is meerdere malen genomineerd en bekroond. Naast tal van nominaties won Verhoef onder meer de NS Publieksprijs, de Hebban Award en de Gouden Strop.