
5 vragen aan Tineke Ceelen
‘We kunnen niet iedereen redden. Soms valt me dat zwaar’
We hebben het hier waanzinnig goed. Moeten we vooral zo houden. Maar laten we óók een beetje solidair zijn met mensen die het veel slechter hebben. Tineke Ceelen (1963), voormalig directeur van Stichting Vluchteling, hoopt dat we er voor elkaar willen zijn. Juist nu, want ontwikkelingssamenwerking staat stevig onder druk.
1. Hoe ben je in dit vak terechtgekomen?
“Het begon natuurlijk niet met helpen. Mijn vader was een trotse katholiek, al ging hij nooit naar de kerk, en gaf veel geld aan de missie. Daardoor ontvingen wij thuis allerlei tijdschriften over dat werk. Die las ik als kind met grote gretigheid. Als al die nonnen naar Afrika kunnen, dacht ik, dan word ik later als ik groot ben non! Ik had een fascinatie voor andere culturen en een hang naar avontuur. In plaats van non te worden, ging ik culturele antropologie studeren. Voor mijn afstudeeronderzoek zat ik een tijd in mijn eentje in Kameroen. De armoede en het gebrek aan zorg daar schokten me. Ik wist natuurlijk dat het zo was, maar als je het zelf ervaart, is het toch anders. Ik besloot dat ik bij een internationale hulpverleningsorganisatie wilde werken, want daarin kon ik andere culturen ontmoeten en mensen helpen die dat hard nodig hebben. Na heel veel sollicitaties werd ik Hoofd Uitzendingen bij Memisa, wat nu Cordaid heet.
Daarna werkte ik voor het Rode Kruis in Tibet en voor SNV in Kameroen, totdat ik in 2003 bij Stichting Vluchteling kwam. Stichting Vluchteling helpt mensen die op de vlucht zijn in de eigen regio. Het kunnen mensen zijn die worden opgevangen in hun eigen land: ontheemden noemen we dat. Daarnaast helpen we mensen die de grens oversteken naar een buurland: vluchtelingen heten ze dan. De afgelopen tien jaar is het aantal mensen op de vlucht wereldwijd verdubbeld. Vorig jaar alleen al is het aantal met 5 procent gegroeid. Er zijn nu 123 miljoen mensen op de vlucht. We hebben 72 programma’s in 28 landen lopen. Dat is veel, want je moet van al die landen iets weten om goed je werk te kunnen doen. Als het even kan, wil ik de situatie zelf zien. Ik wil zeker weten dat jouw geld goed besteed wordt aan dingen die het meest urgent zijn. Wij voeren beperkt hulp zelf uit, we financieren partnerorganisaties en liefst lokale organisaties. Dus wil ik weten: deugen die organisaties, doen ze de juiste dingen, is het niet te duur wat ze aan ons voorleggen, is het efficiënt? En ook niet onbelangrijk: hoe gaat het met de mensen die de hulp uitvoeren? Het vak heb ik met vallen en opstaan geleerd, maar al bij Memisa wist ik dat ik op de juiste plek zat. Ik was daar meteen zielsgelukkig.”
2. Hoe ga je om met alle ellende die je ziet?
“Hoe gek het ook klinkt: alles went. Aan de andere kant: het went nooit. Ik weet wat ik kan tegenkomen, het is knap als je mij nog weet te verrassen met geweld waarvan ik nog nooit heb gehoord, maar het gebeurt nog steeds. Mensen zijn ongelooflijk wreed. Ik heb jarenlang geroepen dat ik niet geloof dat er slechte mensen bestaan. Maar ik weet inmiddels: ze bestaan. Het kwaad zit kennelijk in ons allemaal. Het is niet zo dat milities toevallig die wreedheid in zich hebben en wij niet. Wat jou en mij nu anders maakt, is dat wij een dak boven ons hoofd hebben en niet voor ons bestaan hoeven te vrezen.
De kloof tussen arm en rijk wordt hier in Nederland steeds groter, maar de armoede die ik bijvoorbeeld in Afrika zie, is echt van een andere orde. Bittere armoede en uitzichtloosheid kunnen grote wreedheden veroorzaken. Als jij een jongen bent die jaar in jaar uit werkloos onder een boom zit in de hitte in de wetenschap dat je toekomst een zwart gat is, dan begrijp ik wel – hoe erg ik het ook vind – dat je meegaat als er een extremistische groepering voorbijkomt die je een bromfiets en een geweer geeft. Wat mij gaande houdt, is dat elk mensenleven er een is. Het zou ook mijn kind kunnen zijn dat daar dreigt te sterven van de honger. Wat zou ik dan willen? Dat diegene die haar aantreft denkt: dit is hopeloos? Natuurlijk niet. Elk mens van wie je het leven weet te redden of die je weer kansen geeft in het leven is die moeite waard. We kunnen alleen niet iedereen redden. Soms valt me dat zwaar. Het helpt dat ik erover kan vertellen. Ik praat met mensen daar en probeer hun stem hier te zijn: de stem van de slachtoffers en de stem van de hulpverleners. Als ik op reis ben, maak ik foto’s en filmpjes; terug in Nederland vertel ik wat ik heb gezien, ik schrijf onze nieuwsbrieven. Daarin heb ik het concreet over echte mensen en echte situaties. Ik hoop dat ik zo kan overbrengen dat we niet te snel moeten oordelen over mensen die op onze deur om hulp kloppen, hetzij door hiernaartoe te komen, dan wel door via Stichting Vluchteling te vragen om een tentzeil of medische hulp.”
3. Er zijn steeds meer vluchtelingen, het werk van hulpverleners wordt steeds gevaarlijker en er is steeds minder geld voor hulp beschikbaar. Baart dat jou zorgen?
“Natuurlijk. Het ís ook zorgelijk. Hulp moet tegenwoordig vooral onszelf iets opleveren. Westerse overheden lijken te zijn vergeten dat ontwikkelingssamenwerking en noodhulp ook altijd in hun eigen belang zijn. Het is niet alleen een investering in de ander, iets wat jou tot mens maakt, het is ook een investering in je eigen veiligheid, in je eigen internationale netwerk dat je nodig hebt voor je handel en wandel over de hele wereld. Daarmee stoppen zal als een boemerang naar ons terugkomen. De terugtrekking van hulp heeft al direct grote consequenties: zowel voor de mensen in nood daar die niet meer kunnen rekenen op voedselpakketten en medische zorg, als voor de hulpverleners. Van hen worden er nu vele duizenden ontslagen. Dat is een drama voor de internationale hulpverleners, maar een regelrechte ramp voor de nationale hulpverleners.
Vanwege de hulp die nu niet meer gegeven wordt, maar ook omdat hele gemeenschappen op hun salarissen drijven. Dat valt nu weg. Het risico op nog meer vluchtelingen en nog meer geweld wordt daardoor alleen maar groter. Een van onze partners in Burkina Faso sloot onlangs zijn mail aan ons af met: May God help us. Dat raakte mij diep. Inderdaad: wie anders gaat hen helpen? Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: wij hebben het hier nog steeds waanzinnig goed. We moeten ervoor zorgen dat dit zo blijft en dat we tegelijkertijd een klein beetje solidair blijven met mensen die het veel slechter hebben. Daarmee is niet gezegd dat je je hele salaris moet afstaan, maar een paar euro per maand, ja, dat zou er toch bij de meeste mensen wel af moeten kunnen. Dat geld hoeft wat mij betreft niet per se naar Stichting Vluchteling te gaan, het is ook prima als je een andere organisatie steunt. Maar laten we er zijn voor elkaar.”
Meer lezen?
Lees het vervolg van het interview met Tineke Ceelen in Zin 6. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier alvast online.
Interview: Liddie Austin. Foto: prive
De beste artikelen in je mailbox? Meld je aan voor de nieuwsbrief