BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Schrijver Liesbeth Smit

Schrijver Liesbeth Smit

Zins' Danielle tipt: Aan ons is niets meer te zien

Ze is officieel een Persoon van Surinaamse Afkomst, een PSA. Maar als ze je dat niet zelf vertelt, is de kans klein dat je dat ziet. In het zojuist verschenen memoir Aan ons is niets meer te zien gaat schrijver, journalist en historicus Liesbeth Smit (1974) op zoek naar haar verloren afkomst.

Je bent historicus en journalist. En schrijver van een aantal non-fictieboeken. Hoe zie jij jezelf vooral? En hoe weet je al je rollen te combineren?

“Ik houd ervan om verschillende kanten van mezelf te combineren. In mijn werkende leven ben ik meestal journalist en daarbij spreek of train ik geregeld als schrijver, zo zie ik mezelf. Mijn eerste twee boeken kwamen vooral voort uit mijn journalistieke werk, maar in mijn nieuwe boek kon ik ook als historicus aan de slag. Dat gaf weer een heel nieuwe energie en ik besefte erdoor hoe ontzettend ik van geschiedenis houd – en van het doorgeven van de verhalen ervan.”

Hoe komt je achtergrond als historicus precies van pas bij je werk als schrijver?

“Als historicus leer je om veel en snel te lezen. En om daarbij hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden, en altijd kritisch naar de bron van wat je leest, ziet of hoort te kijken. Die achtergrond is heel handig in mijn journalistieke werk, waarvoor ik vaak veel informatie in korte tijd verzamel en waar altijd deadlines in het spel zijn. Daarbij denk ik dat mijn liefde voor mooie verhalen iets is waar alle historici ‘last’ van hebben. Ik ben dan ook niet voor niets een overtuigd non-fictieschrijver én -lezer: op mijn nachtkastje ligt altijd wel een biografie van iemand waarover ik meer wil weten. Van mooie romans houd ik ook, maar het echte leven vind ik interessanter.”

Zojuist verscheen het memoir Aan ons is niets meer te zien, een zoektocht naar een verloren afkomst. Kun je dat uitleggen?

“Ik ben officieel een Persoon van Surinaamse Afkomst, een PSA. Maar als ik je dat niet zelf vertel, is de kans klein dat je dat meteen ziet. Toch is Suriname en de geschiedenis van dat land een heel belangrijk onderdeel van mij, al werd er altijd weinig over gepraat in mijn familie. In dit memoir ga ik op zoek naar die verloren afkomst, die eigenlijk al mijn hele leven op mij wachtte om onderzocht te worden. Daar heb ik enkele familieleden bij betrokken, maar ik ben er ook de historische archieven en literatuur voor ingedoken. Uiteindelijk bezocht ik Paramaribo, waar ik tot mijn grote geluk een paar heel bijzondere puzzelstukken van dit verhaal in elkaar kon leggen.”

Je bent een witte vrouw met blauwe ogen en hebt een Surinaamse grootmoeder. Hoe was dat voor jou? En hoe was jullie band?

“Ik vind mijn uiterlijk als gespreksonderwerp eigenlijk heel oninteressant, al besef ik heel goed dat dit zeggen een privilege is van witte mensen. Ik benoem het vanwege dit boek, omdat mijn grootmoeder Augusta inderdaad een Surinaamse vrouw was met afro-haar en een gekleurde huid. Dat lijkt misschien verrassend, maar tegelijkertijd zijn er heel veel mensen met een gemengde achtergrond – in Suriname en daarbuiten – die er ongeveer zo uitzien als ik. Wat mij meer bezighield, is waarom mijn oma zelden over haar vaderland praatte. Ik had een goede band met haar, maar als het over Suriname ging, veranderde ze vrij snel van onderwerp. Haar leven was in Nederland, ze had veel kennis van onze geschiedenis en haar Nederlands was onberispelijk. Eigenlijk leek het alsof Suriname niet bestond voor haar, terwijl ze daar toch echt de eerste 24 jaar van haar leven had doorgebracht.”

Waarom praatte je grootmoeder nooit over haar land van herkomst?

“In het onderzoek voor dit boek ben ik erachter gekomen dat ze geen makkelijk leven in Suriname heeft gehad. Ze verloor op jonge leeftijd haar beide ouders en was bovendien een kind van de kolonie. Mijn oma werd in 1906 in Paramaribo geboren; in die tijd had je je te voegen naar het koloniale bewind. Alles wat Nederlands was, was beter, werd haar op school geleerd: van de huidskleur tot de taal. Ik denk dat mijn grootmoeder zich dat idee sterk heeft eigengemaakt om vooruit te komen in het lastige leven waarin zij werd geboren. Als je daarover nadenkt, is dat heel verdrietig. Maar het was ook de historische realiteit van Suriname. En die colonial mind zoals mijn oma’s denken over haar afkomst wordt genoemd, kan nog heel lang doorwerken in de generaties daarna.”

Waardoor of waaruit ontstond bij jou de behoefte je achtergrond te onderzoeken?

“Ik ben nu 51 en ik denk dat ik de leeftijd kreeg waarop ik het verhaal ervan aankon. Dat kwam ook omdat ik vrij snel begreep dat ik er veel tijd aan kwijt zou zijn en dat ik dit grondig moest aanpakken. De geschiedenis van de slavernij is een gevoelig thema, zowel in mijn familie als in de wereld daarbuiten, en ik wilde zowel de historische feiten als die gevoeligheid heel serieus nemen. Bovendien werden de Surinaamse ooms en tantes bij wie ik navraag kon doen een dagje ouder. Ik wist: als ik nog wil weten wat zij te zeggen hebben over ons familieverleden, is het nu of nooit. Iedereen werkte trouwens ontzettend fijn mee, en ik heb erg ontroerende verhalen gehoord. Soms mis ik mijn onderzoek en die gesprekken bijna, het was heel waardevol om te doen.”

Je bezocht Suriname en Paramaribo. Wat ervoer je daar? Was het misschien ook een gevoel van thuiskomen?

“Ik zou het niet thuiskomen noemen, mijn thuis is echt in Nederland. Maar als ik in Suriname ben, wordt er wel een ánder deel in mij losgemaakt. De eerste keer dat ik dat meemaakte was in 1996, toen ik een jaar in Paramaribo woonde. Zodra ik uit het vliegtuig stapte, kwam het land met een klap van herkenning bij me binnen: de geur, de vogeltjes, de hitte, zelfs de regentijd riep een gevoel van heimwee bij me op waarvan ik mij daarvoor niet bewust was. Ik vond dat een heel bijzondere ervaring, alsof mijn roots via mijn zintuigen werden wakker gekust in Suriname.”

Wat deed het met jou om in Paramaribo familieleden te ontmoeten die je nooit hebt gekend?

“Ik heb in Paramaribo één volle nicht ontmoet, en dat was geweldig. Ze bleek heel erg lief én grappig, en we hebben daar veel met elkaar opgetrokken. Zij hielp me ook met het uitzoeken van het stamboomgedeelte van onze gezamenlijke voorouders. Het mooie was dat we elkaar zonder woorden begrepen terwijl we dat deden. Ik denk dat we allebei voelden dat het belangrijk was dat wij, als nichten en nazaten van het slavernijverleden, dat samen deden. Ik heb nog steeds een heel warm contact met haar, en ze vond het erg leuk dat ze ook prominent in mijn boek voorkomt. Volslagen terecht natuurlijk: zonder haar had ik nooit zo goed begrepen waar het verhaal van dit boek nou eigenlijk om draaide.”

Wat maakte het meeste indruk tijdens de zoektocht naar je achtergrond? Wat vond je bijzonder, of mooi?

“Ik ben het meest onder de indruk van hoe complex de geschiedenis van Suriname in elkaar zit. En ook van hoeveel pijn – échte, voelbare en overgedragen pijn – het koloniale verleden heeft veroorzaakt bij ontzettend veel mensen die met deze geschiedenis te maken hebben in hun familieverleden. Tot op de dag van vandaag. Dat was zo bij mijn oma, maar ook bij mijn moeder en uiteindelijk bij mij. In mijn boek noem ik dat de onderstroom: een bepaald verdriet of schaamte en een gevoel van onderwaardering dat wordt doorgegeven zonder dat het expliciet wordt benoemd. Mijn Surinaamse voorouders werden ooit als dieren verhandeld.

Ze kregen te horen dat ze er niet mochten zijn, ze mochten geen hoed of schoenen dragen. Het was bovendien een zeer gewelddadige en onrechtvaardige samenleving: als ze iets deden dat hun eigenaar niet aanstond, konden ze lijfstraffen krijgen of op straat worden gezet en veel van de vrouwen kregen te maken met seksueel misbruik door hun eigenaren. Het is naïef om te denken dat zo’n enorme geschiedenis geen invloed heeft op de generaties daarna. Al geloof ik er inmiddels ook in dat je die generationele pijn kunt verzachten door ‘m eindelijk aan te kijken, te benoemen en zichtbaar te maken. Dat is tenminste wel wat ik heb geprobeerd met dit boek. Dat ik dat kon doen, zag ik al snel als een enorm geschenk én als een dure plicht naar de geschiedenis en mijn voorouders. Het was dus helemaal geen vraag óf ik het verhaal van dit boek zou opschrijven: toen ik eenmaal begreep waar ik naar keek, had ik geen andere keuze dan het door te geven, vond ik.”

En, hoe Surinaams voel je je sinds je zoektocht? Is er nu ook iets afgesloten, is er rust gekomen?

“Deze zoektocht was een reis van jaren, die ik nooit had willen missen. Ik begrijp nu veel beter waar mijn Surinaams voorouders vandaan kwamen en met terugwerkende kracht ben ik ontzettend trots op ze geworden. Dat geldt vooral voor de vrouwen, vind ik. Mijn voormoeders, inclusief mijn oma en mijn moeder, waren allemaal zó krachtig ondanks alles. Ik houd mijn roots vanaf nu dus heel dichtbij mij in mijn leven. Want aan mij is misschien dan wel ‘niets’ meer te zien: in mij is Suriname springlevend.”

Denk je alweer na over een volgend boek of project?

“Ja, en ik heb ook geleerd dat het niet zo verstandig is om hardop over een nieuw boek of project te praten als dat nog in de pijplijn zit. Voorlopig wil ik er vooral van genieten dat Aan ons is niets meer te zien in de wereld is en het verhaal ervan wordt gelezen. Iets mooiers kan ik me op dit moment eigenlijk ook niet voorstellen.”

Over het boek

Wat gebeurt er als je als wit persoon door het leven gaat, maar je familiegeschiedenis iets anders vertelt? De Surinaamse grootmoeder van Liesbeth Smit praatte nauwelijks over haar land van herkomst; het leven was hier en nu, en het liefst zo Nederlands mogelijk. Aan de hand van herinneringen en fotoboeken, archief- en literatuuronderzoek, gesprekken met hervonden familieleden en een bewogen bezoek aan Paramaribo, wordt dat verleden alsnog springlevend.

Aan ons is niets meer te zien is een persoonlijke en liefdevolle zoektocht naar een verloren afkomst, die draait om kleur bekennen naar je familieverleden en naar jezelf. Net als in de geschiedenis van Suriname, blijkt daarin niets zwart-wit te zijn.

(Aan ons is niets meer te zien, Nijgh & Van Ditmar, € 23,99)

Over de schrijver

Liesbeth Smit (1974) is historicus en freelance journalist voor diverse publieksbladen. In 2017 debuteerde ze bij Nijgh & Van Ditmar met Ik moet nog even kijken of ik kan – de stille revolutie van de introverte mens (ruim 30.000 exemplaren verkocht) en in 2019 verscheen Echte vrouwen krijgen een kind – de stille revolutie van de niet-moeder waarin ze beschrijft hoe het is om als vrouw anno nu géén kinderen te hebben. Aan ons is niets meer te zien is haar nieuwste boek.

Zin in?

Wij mogen 3x het boek Aan ons is niets meer te zien weggeven. Wil jij kans maken? Deel je gegevens in onderstaand winformulier en wie weet. Meedoen kan t/m 14 mei.