BELEEF DE TIJD VAN JE LEVEN
Gasthoofdredacteur Bart Chabot

Gasthoofdredacteur Bart Chabot

‘Zij is een echte bèta, ik ben een volkomen luchtfietser’

Leeftijd? Volkomen onbelangrijk! vindt schrijver, dichter, performer maar bovenal levenskunstenaar Bart Chabot (1954). Een dag niet geschreven is een dag niet geleefd. Ja, ‘dat koppie’ van Zins gasthoofdredacteur is creatiever en productiever dan ooit. Bart grijpt het leven bij de strot. En weet daartoe ook zijn Yolanda te verleiden.

Wat toepasselijk!” roept Bart Chabot. We zitten in Hotel Des Indes in Den Haag in de History Salon en ja, dat is toepasselijk, want we gaan het over zijn persoonlijke geschiedenis hebben. Om te beginnen kan hij melden dat zijn vrouw Yolanda en hij in 1987 in Hotel Des Indes hun huwelijksreceptie hielden. “Dat was wel een triomf, want als ik hier daarvoor met Herman Brood naar binnen wilde, werden we steevast geweigerd. We waren niet welkom met de smoes dat we geen das droegen of zoiets. En nu was het ineens: komt u binnen, meneer Chabot, ja meneer Chabot, nee meneer Chabot. Heerlijk.”
Grijp het leven bij de strot is het motto van ‘zijn’ Zin Magazine. “Ik vind het een dynamisch thema, iets waarnaar ik probeer te leven,” zegt hij nadat zijn grote koffie verkeerd is geserveerd.

“Doe wat je plezier geeft, dat is het allerbelangrijkste. Als ik ga zitten om een gedicht te schrijven, denk ik niet: wat zal de krant er straks van vinden? Ik doe het omdat ik er lol in heb. Deze zomer waren we bij onze zoon en aanstaande schoondochter in Port Lligat, waar zij een huis hadden gehuurd. Een eindje verderop zag ik een huis met op het dak twee manshoge witte eieren. Het bleek het huis van Salvador Dalí te zijn. Geweldig: dat je zoiets bedenkt en dan nog uitvoert ook! Dan ben je dus niet bezig met wat mensen ervan zullen vinden. Dalí deed het omdat hij er zelf plezier aan ontleende. Zo hoort het. Niet benepen: wat zullen de buren ervan vinden. Gáán! Zo heb ik het mijn hele leven gedaan, met ups and downs, maar dat hoort erbij. Kunstenaars leggen nooit een rechte weg naar boven af. Ik heb ook mijn mindere periodes gehad, mindere boeken geschreven. Maar de drive is er altijd. Je moet je als kunstenaar wel rekenschap geven van de kwaliteit van wat je doet. Is het nog relevant of is het eigenlijk alleen maar leuk voor mezelf?”

Hoe doe je dat?

“Ik heb een heel goede redacteur. Daarbij ben ik zelf mijn strengste criticus. Van kleins af aan kreeg ik van mijn ouders te horen dat alles wat ik deed slecht was; dat neem je in je volwassen leven met je mee. Diep in mijn hart vind ik niks wat ik maak goed genoeg. Ik ben dus tot het bot gemotiveerd om mezelf te verbeteren. Ik zie de ontwikkeling in mijn werk heel helder.”

Die ontwikkeling in het kort: Bart Chabot debuteerde in 1981 als dichter. Bij het grote publiek brak hij eind vorige eeuw door met zijn biografie over zijn soulmate Herman Brood. “Ik had graag meegereisd met helden als Lou Reed of Iggy Pop, maar dat kon niet: daar hadden beide heren zwaarwegende bezwaren tegen. Maar meereizen met Herman kon wél. Herman en ik waren gelijkwaardig, hij zag mij als het broertje dat het af en toe niet helemaal begreep en enige uitleg nodig had. Herman was chaotisch, mede dankzij zijn gebruik van drugs en alcohol, maar wel echt bijzonder. Hij was niet alleen een groot kunstenaar maar méér dan dat. Doordat ik veel in zijn buurt was, tijdens optredens maar ook in privésituaties, heb ik dat kunnen zien. Zijn biografie heb ik op een rock-’n-roll- achtige manier geschreven: ik heb hem geportretteerd zoals ik hem meemaakte. Dat werkte heel goed, maar zo’n boek schrijf je maar één keer. Net zoals je in de Nederlandse voetballerij maar één Johan Cruijff hebt, heb je in de Nederlandse rock-’n-roll maar één Herman Brood. Dus als rock-’n-rollbiograaf had ik mezelf met die boeken over Herman ook meteen opgeheven.”

Vervolgens was het even zoeken. Er waren jaren waarin het schrijven op een wat lager pitje kwam te staan doordat Chabot met literaire vrienden theatertournees deed en daarnaast vaak op televisie te zien was: bij Barend & Van Dorp, als politiek commentator bij Pauw & Witteman, in allerlei spelprogramma’s.

“Ik ben wel blijven schrijven maar het moest overal tussendoor. Dat had consequenties voor het niveau. Ik maakte aantekeningen, ik wist wat ik wilde schrijven, maar echt goed schrijven doe je niet zomaar. Daar moet je de tijd en de rust voor hebben.”

In 2019 nam zijn carrière een nieuwe wen­ ding. “Ik lag met sepsis in het ziekenhuis. Het was echt behoorlijk raak. Op de acute opname waar ik lag, hing tegenover mijn bed een soort stationsklok. In mijn beleving stond die klok voortdurend op een voor twaalf. Ik realiseerde me dat ik mijn kinderen nooit over mijn achtergrond had verteld. Ik wilde hen er niet mee belasten. Als ik hier goed uitkom, besloot ik, is het eerste wat ik ga doen een roman schrijven over mijn jeugd en hoe ik me daaraan heb ontworsteld. Ik zag het als mijn laatste kans om dat te doen.”

Hoe was het om terug te gaan naar je jeugd?

“Ik heb Mijn vaders hand in een maand of negen geschreven. De tijd was kennelijk rijp. Mijn ouders waren overleden, ik had de gebeurtenissen verwerkt. Nou ja, dat dácht ik: mijn gezin zag dat iets genuanceerder. Je hoort vaak dat schrijven therapeutisch kan werken, maar bij mij was het in die periode eerder andersom: ik rakelde alles waar ik nooit meer aan had willen denken weer op. Hoe ik geslagen werd, hoe ik dagelijks te horen kreeg dat ik niks was en niks kon. De structurele onzekerheid die ik daaraan over­ hield. Het is een wond die je de rest van je leven met je meedraagt. Die wond is inmid­ dels een litteken geworden, maar als ik daar per ongeluk tegenaan stoot, zoals met het schrijven van Mijn vaders hand gebeurde, komt de wond weer open te liggen. Nu is het litteken rustig. Het schrijven zelf verliep trouwens moeiteloos. Er kwamen zoveel herinneringen naar boven, ik hoorde mijn vaders stem. Eigenlijk hoefde ik alleen de pen vast te houden en dan schreef het boek zich vanzelf. Omdat er inmiddels veel tijd was ver­ streken kon ik toch ook van een afstand naar de gebeurtenissen kijken en er daardoor soms zelfs de humor van inzien. Hoe erger dingen zijn, hoe meer humor je nodig hebt. Je kunt je lezers niet in een martelkamer opsluiten en zeggen: zoek het maar uit.”

Het boek werd een succes. “Bij signeersessies kwamen tot mijn verrassing ook veel jon­ geren. Ik schrok wel van de verhalen die ik hoorde. Zoveel mensen vertelden dat ze zich in het boek hadden herkend. Ik weet natuur­ lijk wel dat er achter gesloten voordeuren vreselijke dingen plaatsvinden, maar het is wat anders om daar in de krant over te lezen dan om aan je signeertafeltje te worden geconfronteerd met lezers die huiselijk geweld aan den lijve hebben ondervonden.”

Het succes van het boek zit hem waarschijnlijk in meerdere dingen. In, helaas, de herkenbaarheid voor veel mensen van wat je beschrijft en de manier waarop je dat doet, maar misschien ook, en minstens zo belangrijk, in de troost dat jij ondanks alles iets van je leven hebt weten te maken. Is je dat dankzij de kunst gelukt, denk je? 

“Dat denk ik wel. De rock­’n­roll is mijn red­ ding geweest. En mijn fantasie. Als er thuis wat gebeurde, ging ik weg uit mijn hoofd. Mijn vader raakte me wel fysiek, maar geeste­ lijk kon hij me niet meer bereiken. In mijn hoofd was ik vrij. Daar beleefde ik allerlei avonturen. En dat ben ik blijven doen, in mijn werk en ook daarbuiten.”

Dankzij de kunst vond hij zielsverwanten. En hij vond een vrouw. “Yolanda en ik hebben elkaar twee keer voor het eerst ontmoet. Meteen de eerste keer al vond ik haar te gek….Maar ik dacht toen ook: die trapt niet in mij. Ik was aan de drank en aan andere verdo­ vende middelen, mijn familie had voorspeld dat ik in de goot zou eindigen en in hun ogen was ik daar al hard op weg naartoe – als ik er niet al lag. Dat zag ik zelf overigens anders. En Yolanda was een keurige student medi­ cijnen in Leiden. Daarna hebben we elkaar twee jaar niet gezien. Toen ik haar voor de tweede keer ontmoette, zat ze aan de bar in een jongerencentrum waar ik ging optreden. Ik zag haar van achteren: ze had lang los­ hangend haar en droeg een pluizige trui. De ondergaande zon zette haar haar in vuur en vlam. Ik had toen net iets gelezen over een jongen die het hart van zijn geliefde wilde veroveren en daarom met een shovel haar ouderlijk huis was binnengereden. Toen ik Yolanda daar aan de bar zag zitten, dacht ik: …..

Meer lezen?

Lees het vervolg met het interview met gasthoofdredacteur Bart Chabot in Zin 12. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.

INTERVIEW: LIDDIE AUSTIN | BEELD: LINELLE DEUNK | VISAGIE: GEORGINA HOPPEN | MET DANK AAN HOTEL DES INDES IN DEN HAAG