
3 vragen aan musicalster Tony Neef
'Je doet het niet alleen in deze wereld, hé?'
Voor de meeste rollen moet (musical)acteur Tony Neef (1961) aankomen en afvallen, een pruik dragen of kaal worden. Als Willy Alberti, in het nieuwe theaterconcert Pavarotti meets Alberti, kan de musicalartiest dicht bij zichzelf blijven. “Nepgedrag stoort me enorm.”
Hoe belangrijk is je jeugd in Groningen en Drenthe? Waar denk je met genoegen aan terug?
“Als jochie zat ik vroeger bij het blaaskacheltje, de radio stond altijd aan. Ik herinner me dat ik met koffieboontjes speelde terwijl mijn moeder de tweede stem zong bij de liedjes. Mijn vader werkte op het postkantoor. Beiden waren muzikaal. Mijn vader speelde drums, mijn moeder piano en accordeon. Ze leerden elkaar kennen bij de Accorona’s. Hun foto’s staan op een kastje in de kamer. Naast de moeder van mijn man Benny. Hoi, zeg ik soms als ik er langs loop. Ze waren duidelijk, en alleen streng als ik de grens overschreed. Eén keer kreeg ik een klap van mijn vader toen ik hysterisch was en mijn fiets op de grond gooide. In mijn puberteit kuste ik plotseling alleen mijn moeder welterusten. Na een paar avonden vroeg mijn vader: waarom geef je mij geen kus meer? Ik was blij dat hij het uitsprak, daarna ging het weer als vanouds.
Na het atheneum wist ik niet wat ik wilde. Daarom koos ik andragogiek in Groningen. Mijn ouders vonden het jammer dat ik na zes jaar voor de muziek koos, en de Academie voor Lichte Muziek. De waardering van mijn ouders was essentieel. Mijn vader overleed op zijn 69ste, ik speelde die avond in de musical Chicago en werd gebeld. Drie maanden had ik hem niet gezien, de laatste keer fietsten we nog op Schiermonnikoog. Zelf wilde ik die avond gewoon spelen maar een collega zei: denk aan je moeder. En ik ging. O jaaa, ik zou daar best weer kunnen wonen. Voor mijn familie, broer en zus, en mijn werk kom ik regelmatig in Roden waar ik vanaf mijn 4de opgroeide.
Ik hou van de rust, het gemoedelijke. Moi zeggen ze in Groningen bij wijze van groet. Alleen: ik krijg Benny niet mee naar het platteland. Hij is verliefd op Amsterdam. Vanuit zijn thuisland Israël kwam hij dertig jaar geleden naar onze hoofdstad. Hij dacht: ik ben homo, daar moet ik zijn. We ontmoetten elkaar in nachtclub RoXY. Hij vroeg me een vuurtje. Daarna kwam hij terug voor mij. Sinds 2001 zijn we getrouwd. Zo gauw het homohuwelijk in Nederland mogelijk was. Benny heeft een beleidsfunctie bij de KLM en reist veel. Als hij naar New York moet, wil ik met hem mee. Even shoppen. Nee, van vliegschaamte hebben we geen last. Het is zijn werk, ons brood.
Is het lastig om ouder te worden in die vitale, flitsende musicalwereld?
“Normaal voel ik me niet oud en ben ik tevreden als ik in de spiegel kijk: net 62. Dat zou je toch niet zeggen (lacht). Vroeger heb ik fanatiek gezwommen, deed handbal en korfbal. Ik sport nog steeds veel. Een salto achterover zoals in Jeans, dat zit er niet meer in. Mijn haar hoef ik niet te blonderen. Ja, ik rook nog. Ik ben geen zenuwenroker, en steek vooral een sigaret op als ik niet werk. Binnenkort probeer ik te stoppen met behulp van nicotinepleisters. Moeite heb ik vooral met de hedendaagse mode. Die enorme wimpers, opgepompte, volle lippen, dikke reten en tieten. Niet te doen. Iedereen veramerikaniseert, alles draait om de buitenkant.
Wanneer ik in een productie sta met veel jongeren, zoals bij Beauty and the Beast, val ik er wel buiten. De humor is anders. Dan besef ik dat ik ouder ben. Maar ik pas ervoor een zure oude nicht te worden. Mijn moeder overleed twee jaar geleden, ze was 87. De laatste jaren woonde ze in een verzorgingstehuis in Peize. Met mensen die zij kende, ook een goede vriendin. Zelf zou ik zo ook oud willen worden. Als het moetin een zorginstelling, het liefst met mijn partner. Acteur Marnix Kappers was een bijzonder goede vriend. Hij koos voor euthanasie zes jaar geleden. Door toenemende gezondheidsproblemen en omdat hij zijn partner zo miste, danser John Kuipers. De avond voordat Marnix stierf, namen we afscheid. Tot ziens, zeiden we.
Ik kan me voorstellen dat ik hetzelfde doe in zo’n situatie. Audities en afwijzingen horen er nog steeds bij. Voor Grease heb ik geauditeerd, daar wilden ze een jonger iemand. Ook voor Les misérables deed ik een poging, dat werd eveneens een jongere. Tijdens corona lag alles plat en traden we ineens op met een gelegenheidsensemble. Ik zong Josefien van Wim Sonneveld, een lied dat ik kan dromen. Toch kreeg ik een black-out. Al improviserend kwam ik er prima uit. Niet lang daarna vroeg producent Hans Cornelissen: hoe zit het met je tekstgevoel? En Albert Verlinde informeerde of ik nog tekstvast ben. Vanwege de lockdowns was ik er als velen een tijdje uit geweest. Hetzelfde moment deed ik ook de tour Het gaat goed met Nederland. Ellenlange teksten die er vanzelf uitkwamen. Zo’n foutje heeft dus gevolgen. Ja, blijkbaar wordt er op zwakke plekken geloerd. Daar verander je niets aan.”
Wat waardeer je het meest in een ander, en ervaar je verharding in de samenleving?
“Liefde is het mooiste in het leven. In mijn relatie met Benny kunnen we beiden onszelf zijn. We hebben volstrekt tegengestelde karakters en smaken. Hij is een denker, ik een voeler. Soms botst het heftig, maar altijd heel kort. Mijn liedtekst (zingt): Je bent zo, ik raak gewoon nooit aan je gewend zingt Jeroen van der Boom. Ik schreef het voor mijn partner. We zouden niet gauw hand in hand lopen in de stad. Al in 1990, toen Amsterdam Gay Capitol of Europe was, werd ik voor mijn kop geslagen. Door een man die bij café Bolle Jan buitenstond. Hij zei: Psssst… ben je homo? Voor ik het wist, had ik een slag op mijn neus te pakken. De politie zei: dit gebeurt bijna elk weekend. We wonen in de oude Plantagebuurt. Het centrum is behapbaar. De maatschappij verandert – niet ten goede. Iedereen fietst en loopt snel, niemand kijkt je aan. Getuur op telefoons.
Men waant zich president, koning in eigen koninkrijk. Alles draait op sociale media om de hoeveelheid volgers. Veel acteurs posten dagelijks een bericht, ze laten zien dat ze nog bestaan. Zelf doe ik het ook, maar slechts eens in de drie weken. Ik blijf mensen steevast groeten, en ik zwaai naar de trambestuurder als ik uitstap. De buschauffeur bedank ik na de rit. Je doet het niet alleen in deze wereld, hè. Als een auto voor me stopt, doe ik mijn duim omhoog. Het zijn kleine dingen, met positief effect. Als ik dames zie met wijde pijpen, maakt mijn hart een sprongetje. Laat de flowerpower maar terugkeren denk ik dan (zingt): Let the sunshine, let the sunshine. In het theatervak werk je veel in groepsverband. Je bent afhankelijk van de regisseur, je collega’s en de techniek. In Antwerpen was ik bij een concert van René Froger. Van zijn Frogettes stond er eentje in de schaduw. Toen ik de technicus vroeg hoe dit kon, zei hij: als zij na al die tijd onze namen nog niet weet, laat haar dan maar. Vriendschappen zijn uitermate belangrijk. Jenny Arean is al jaren een vriendin. Vorig jaar werd ze 80 en ze staat nu in het theater met Brigitte Kaandorp. Jenny, Willem Nijholt en Marnix Kappers zijn voorbeelden voor me. Van hen leerde ik lelijk te durven zijn op het podium. En emoties klein te houden; het gaat om de inhoud. Graag kijk ik naar zangwedstrijden als Aria en Beste zangers. Helaas zie ik de laatste tijd te veel performers met hun ogen dicht zingen, alsof ze pijn hebben. Nepgedrag stoort me enorm.”
TEKST: MARION GROENEWOUD | BEELD: MARK UYL
Meer lezen?
Lees het hele interview met Tony Neef in Zin 02. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.