Neerlandicus en hoogleraar Taalkunde Hedde Zeijlstra (1975) schreef het boek De geniale eenvoud van taal voor ieder die nieuwsgierig is naar het wonder van taal. Zin sprak hem over taal in het algemeen en het Nederlands in het bijzonder: de taal met het grootste woordenboek ter wereld.
1. Wat fascineert jou zo aan taal en aan zinsbetekenis en grammatica in het bijzonder?
“Taal is oneindig groot en groots. Met behulp van een niet eens al te grote verzameling woorden kun je oneindig veel zinnen maken, en op die manier oneindig veel gedachtes communiceren. Dat kan geen andere diersoort ter wereld. En dat gebeurt eigenlijk op een relatief eenvoudige manier. Een taalsysteem laat woorden combineren met andere woorden tot woordgroepen en hele zinnen, ieder met hun eigen betekenis, en dat werkt precies hetzelfde in alle talen van de wereld.”
2. Is het geheim achter het wonder van taal voor de leek te vatten? En hoe zou je dat kort omschrijven?
“Taal kent vele wonderen. Het grootste wonder is misschien wel dat kinderen op zo’n jonge leeftijd zo snel hun moedertaal leren. Binnen een paar jaar beheersen ze hun moedertaal volledig. Dat gaat bijna automatisch, razendsnel en begint heel vroeg. Al in de baarmoeder leren kinderen het ritme van de moedertaal. Dat kun je terughoren in de manier waarop baby’s huilen.”
3. Welk doel beoog je precies met je boek De geniale eenvoud van taal? Voor wie heb je het geschreven?
“Omdat taal zo dichtbij is, gaan we er al heel snel aan voorbij hoe bijzonder het is. Maar als je goed kijkt, zit taal fantastisch in elkaar. Ook lijken talen op het eerste gezicht heel verschillend; toch, als je er op een taalkundige manier naar gaat kijken, zie je dat talen op enorm op elkaar lijken. Die taalkundige inzichten wilde ik graag met een breed publiek delen: met iedereen die geïnteresseerd is in taal of die wil weten waar taalkundigen zich precies mee bezighouden.”
4. Bestaat er een methode waarmee volwassenen net zo snel een vreemde taal leren als een kind zijn moedertaal?
“Helaas niet. Veel oefenen en studeren werkt het beste, maar kinderen zullen ons volwassenen altijd verslaan. Zo vroeg mogelijk beginnen, dus!”
5. Wat kenmerkt elke taal?
“Iedere taal ter wereld zit op dezelfde manier in elkaar. Elke taal bestaat uit woorden of woorddelen, combinaties tussen klanken – of gebaren – en betekenis. Die woorddelen kun je samenvoegen met andere woorden of woorddelen. Zo kun je woordgroepen vormen. Woordgroepen vormen weer zinnen. We kunnen als taalgebruikers op die manier uit kleine deeltjes heel grote en ingewikkelde zinnen en gedachtes opbouwen en delen. Daar vormt geen taal ter wereld een uitzondering op.”
6. Wat maakt het Nederlands uniek?
“Eigenlijk is geen taal ter wereld uniek. Veel typische dingen van het Nederlands kun je in allerlei andere talen opeens ook aantreffen. De woordvolgorde van het Nederlands lijkt bijvoorbeeld meer op die van het Japans dan van het Engels. Wel heb je typische dingen in het Nederlands, zoals het gebruik van verkleinwoorden, of het weldadige gebruik van woorden als ‘wel’, ‘toch’, ‘maar’ en ‘ook’, waarmee we heel subtiele nuances kunnen aanbrengen maar waarvan het heel lastig is de precieze betekenis vast te stellen.
Waar het Nederlands wel heel uniek in is, is dat het de best in kaart gebrachte taal ter wereld is. Bijvoorbeeld, het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) is het grootste woordenboek ter wereld met bijna 400.000 woorden in 43 delen.”
7. Hoe sta jij tegenover taalverandering – waarvan nu eenmaal altijd sprake is door de jaren heen?
“Of we het leuk of mooi vinden of niet: taal is altijd in beweging. Ik vind zelf ‘hun zijn’ heel erg lelijk klinken, maar in de toekomst zal iedereen het heel normaal vinden. Net zoals het vroeger ‘jullie loopt’ was en niet ‘jullie lopen’. Een eeuw geleden klonk ‘jullie lopen’ voor veel mensen ook heel lelijk.”
8. Welk(e) woorden of uitdrukking(en) in de Nederlandse taal spreekt (spreken) jou bijzonder aan? Waarom?
“Ik kan zelf huizenhoog genieten van het Amsterdamse dialect. Als ik buitenlandse collega’s vertel dat er maar twee woorden voor vogels zijn – sijs voor gewone vogels en drijfsijs voor eenden – komen ze niet meer bij.”
Over het boek en win!
Taal. We gebruiken het om met elkaar te praten, om elkaar de liefde of de oorlog te verklaren, en om onze diepste gevoelens uit te drukken. En het gekke is: we hebben niet eens door hoe bijzonder taal eigenlijk is. Want hoe is het mogelijk dat een kind in een paar jaar tijd feilloos zijn moedertaal kan leren spreken terwijl het behoorlijk beheersen van een vreemde taal voor volwassenen zo’n enorme opgave is? In De geniale eenvoud van taal neemt Hedde Zeijlstra ons mee in de bijzondere wereld van taal en grammatica. Hij ontrafelt het mysterie van ons talige brein waarbij hij verrassende vergelijkingen maakt tussen mensen en dieren, en tussen taal en muziek. Talen blijken veel eenvoudiger in elkaar te steken dan vaak op het eerste gezicht het geval lijkt te zijn. We geven 3 boeken van Hedde weg. Winnen? Laat hieronder een reactie achter. Winnaars hebben inmiddels bericht gekregen.
Ans Schapendonk zegt
De geniale eenvoud van taal
Hedde Zeijlstra baseert zich in zijn uitleg op de bestudering van het Piraha, een schijnbaar zeer simpele, maar toch complexe taal gesproken door een volk dat aan een zijstroom van de Amazone leeft. Helaas bestaat er geen enkele taal die makkelijker of moeilijker is dan een andere, want aan alle talen ligt hetzelfde universeel geldige klankpatroon ten grondslag waaraan Zeijlstra helaas niet refereert. Noch vermeldt hij aan wie hij die kennis ontleent! Dit klankpatroon kent scheikundige stoffen waaronder de Piranha-oplossing waarbij Caro’s zuur vrijkomt. Dit is echter geen ‘zuur’ zoals in zuurstof, maar een vreemd ‘zuur’ want de ‘zuurstok’ op de kermis is ‘mierzoet’! Zeijlstra heeft het over Chomsky, het Droste-effect en de Fibonaccireeks, die begint met twee getallen 1 en 1, maar ook hier is de ene 1 niet gelijk aan de andere 1 net als de twee nullen in het getal honderd. Zeijlstra heeft een prachtig boek geschreven, maar de titel van zijn boek “De geniale eenvoud van taal” is toch opmerkelijk, want waarom heeft het dan geen eeuwen, maar millennia geduurd voordat taalkundigen op het niveau zaten van de kennis van het joodse matriarchaat die – zoals nu uit de bestudering van historische munten blijkt – al op de hoogte waren van dat wat de universele “klankhelix” wordt genoemd, want over dat klankpatroon gaat het in dit boek. Dit patroon houdt in dat woorden van achteren langer worden (adjectio) en van voren afslijten (detractio). Zeijlstra laat zich daarom ook in de kaart kijken wanneer hij het voorbeeld van ‘heet’ en ‘(h)eet’ Petra een appel opvoert. Deze zin is geen toeval, want ‘appèl’ verwijst ook naar ‘een beroep doen op’ en dus naar ‘roepen’ en dus naar ‘heten’ en dus weer naar ‘nagenoeg gelijk’ (i.c. interferentie). Hiermee kom ik op de kern van de zaak, want waarom verwijst Hedde Zeijlstra niet naar het omvangrijke oeuvre van Ans Schapendonk, een historische taalkundige die deze materie al in augustus van 2012 tijdens een IVN-congres in Antwerpen toelichtte door op het door haar ontdekte tot nog toe onbekende vierde rijtje van de W (naast P, T en K) wees. Zij beschreef bovengenoemde verschijnselen uitvoerig, inclusief alle schei-, natuur- en wiskundige samenhangen waaronder de gulden snede. De uitkomst van deze oplossing is 0,666 waarin iedereen het getal van het beest herkent. De 6 en de 9 zijn ook hier nagenoeg identiek wat samenhangt met de saponificatie (verzeping). Niet Zeijlstra, maar Schapendonk zou de Taalboekenprijs in ontvangst moeten nemen. Hier gaat het om een hoogst kwalijk geval van plagiaat.
Het waren de vroedvrouwen, de “Witte vrouwen uit het Verloren Millennium” die de klankhelix al ontdekten. Onder deze wis-, natuur- en scheikundige bevond zich ook ‘reus’ Goliath, geen ‘groot’ persoon, maar een ‘groots’ persoon, die lafhartig door koning David werd vermoord, nadat David haar (!) zoon had vermoord, zodat hij met diens weduwe Batseba kon trouwen. Zie het dit jaar verschenen boek “De klankhelix van reus Goliath, een bijdehante tante die de broek aan had” (i.c. een ‘string’, want dit boek gaat over de stringtheorie, het Sa-Mari(um) en het Broekie (i.c. het kindje Jezus). In moleculen (!) vindt men de hele Jezus-geschiedenis “verbeeld”.