
Hasselt, Diest en Lier
3x charmante Vlaamse stadjes in 48 uur.
Op nog geen uur rijden – of treinen – ten zuiden van Eindhoven liggen drie charmante en in Nederland minder bekende Vlaamse stadjes omringd door wonderschone natuur. Zins online coördinator Petra Schouten (1971) verkent in 48 uur mode- en jeneverstad Hasselt, Oranjestad Diest en Lier: waar de mensen ‘De Melk uit den dag halen’.
Heerlijk Hasselt
Mijn kennismaking met Hasselt begint meteen ‘zalig’: ik krijg in Maison Mathis een verrukkelijke Caesarsalade met een twist voorgeschoteld. Het stijlvol ingerichte restaurant ligt aan de Slachthuiskaai, in Quartier Blue. Een halfuur eerder heb ik mijn auto achtergelaten in een immense parkeergarage onder dit nieuwe, hippe stadskwartier aan de Hasseltse jachthaven. Het compacte centrum – qua grootte te vergelijken met Deventer – is namelijk nagenoeg verkeersvrij. Na de lunch meld ik me bij Visit Hasselt waar een Haspas voor me klaarligt. Met dit VIP-bonnenboekje, dat normaal € 18 kost, kan ik volgens een medewerker van het verkeersbureau genieten van kortingen en voordelen bij musea, winkels én horecagelegenheden.
Ik besluit spontaan om aan de hand van deze Haspas Hasselt te gaan ontdekken. De beste beslissing ooit, want de bonnen in het boekje brengen me kriskras door deze historische stad vol prachtige conceptstores, interessante galeries, groene hofjes, goede restaurants, gezellige koffietentjes, knusse wijnbarretjes en bruine bierlokalen. Niets voor niets heeft Hasselt de bijnaam ‘Stad van de Smaak’. In het Modemuseum – gevestigd in een 17de-eeuws klooster – waan ik me in de weelderige wereld van de 18de en vroeg 19de-eeuwse mode: de tijd van Marie Antoinette. Om de hoek ligt het Jenevermuseum. Wanneer ik de Haspas laat zien, krijg ik van de man achter de kassa een muntje. “Goed bewaren, hiermee krijg je aan het einde van je bezoek een gratis neut.”
De Haspas
Mijn volgende stop is Villa Verbeelding, een huis vol woord en beeld. Al wandelend valt me op hoe vriendelijk de Hasselaren zijn. De afgelopen uren ben ik al minstens tien keer door voorbijgangers begroet, wordt er voortdurend naar me geglimlacht en wanneer ik met mijn slipper achter een tegel blijf steken, vraagt een dame in het voorbijgaan bezorgd: “Ça va?” Zo gemanierd, daar kunnen we bij ons nog wat van leren. Villa Verbeelding is tot de historische nok toe gevuld met kleurrijke prenten vooral uit kinderboeken. Toch is het Illustratiemuseum volgens medewerker Griet zeker niet alleen voor kinderen bedoeld: “Integendeel, in het museum hangt ook ‘volwassen’ kunst. Bovendien organiseren we regelmatig workshops illustreren.”
Het volgende bonnetje in mijn Haspas is er een van de Bon Air Rooftop Bar op de 18deverdieping van het Radisson Blu Hotel. Dat komt goed uit: ik heb dorst. Eenmaal boven word ik niet alleen getrakteerd op een Ipanema mocktail, maak ook op een meer dan spectaculair uitzicht over de stad die, zo van bovenaf gezien, supergroen blijkt. Time flies when you are having fun. Rond half vijf ontdek ik in mijn bonnenboekje een entreebewijs voor Z33, een grensverleggende kunstinstelling op het kruispunt van hedendaagse kunst, design en architectuur. Het oude centrum van Hasselt is compact, dus nog geen vijf minuten later sta ik voor de deur. Alleen al het immense gebouw zelf spreekt tot de verbeelding, maar ook de kunstcollecties zijn de moeite van een bezoekje meer dan waard. Jammer dat ik vanwege de sluitingstijd er in sneltreinvaart doorheen moet.
Japanse tuin
De volgende ochtend sta ik extra vroeg op om het groene Hasselt op de fiets te verkennen. Ik ben namelijk superbenieuwd naar de grootste, authentieke Japanse tuin van Europa. En ja hoor, ook nu komt de Haspas weer van pas. Dwalend langs watervallen, kersenbomen, pijnbomen en Japanse Esdoorns, vijvers vol Koi-karpers en een houten ceremoniehuis genaamd Korokan, voel ik me helemaal zen. Helaas is de rust van korte duur, want ik nu ik hier toch ben, wil ik in Bokrijk ‘Fietsen door het water’ waarbij je meer dan 200 meter dwars door een vijver fietst. Graag was ik na deze unieke fietsbeleving ook nog op mijn elektrische fiets van City-rent naar de Abdij van Herkenrode getrapt, maar de eerste en rijkste vrouwenabdij in de Nederlanden ligt helemaal aan de andere kant van de stad, langs de weg naar Diest. Handiger is een tussenstop met de auto. Ook voor het belevingscentrum in de abdij maak ik dankbaar gebruik van mijn ‘lang-leve-de-Haspas’. Een audiotour loodst me door de vertrekken, gevuld met nonnen van steen en foto’s uit lang vervlogen tijden, die samen het verhaal vertellen van 600 jaar voor- en tegenspoed.
Koninklijk Diest
Het charmante Demerstadje Diest mag dan zo groot zijn als vier voetbalvelden, de binnenstad is bijzonder rijk aan historisch erfgoed. Zo is het Begijnhof van Diest een van de mooiste in België en een beschermd Unesco Werelderfgoed. Geloof het of niet, Diest telt meer monumenten per vierkante meter dan Brugge, van de Citadel tot kerken en kloosters, van oude forten tot prachtige pleinen en kunstig versierde gevels. Er is natuurlijk een reden voor dit rijke verleden en dat zijn wij: de Hollanders. Samen met onder meer Breda is Diest namelijk een van de officiële Oranjesteden. Bijna 300 jaar stond dit Vlaamse stadje onder Nederlands bewind. En ook nu nog draagt Willem-Alexander de adellijke titel Baron van Diest.
Na een kop thee met een stuk Dieste kruidkoek – gemaakt van jonge scheutjes van de reinvaren – op de Grote Markt van Diest, start ik de Oranjewandeling voor de gotische Sint-Sulplitiuskerk waar – zo lees ik – de oudste zoon van Willem van Oranje ligt begraven. De route leidt me via kronkelige straten naar de met gehaakte lappen versierde trap naar de Citadel, waar de militaire geschiedenis van de vestingstad begint. Via het groene Citadelbos en de vestingwerken loop ik aan de achterkant van de Citadel Diest weer in. Ik passeer het Hof van Nassau – de 16de-eeuwse residentie van de Prinsen van Oranje – het Refugiehuis, het Warandepark, het geboortehuis van de heilige Jan Berchmans, enkele versierde winkelstraten en uiteindelijk het feeërieke begijnhof. Graag had ik nog wat gewandeld in natuurgebied Webbekomsbroek, maar de middag loopt op haar einde. Het is zeker nog een uur rijden naar Lier, waar ik me om 19 uur moet melden bij het hotel.
Lierke Plezierke
Lier. Ik had eerlijk gezegd nog nooit van deze stad gehoord. Maar dit charmante stadje vol trap-, lijst- en tuitgevels op twintig minuten rijden van Antwerpen blijkt ook al zo’n verborgen parel. “Wie Lier bezoekt, wordt meegesleept in dat schoon leven. Niet voor niets spreken Lierenaars over ‘Lierke Plezierke’ wanneer ze het over hun stad hebben,” zegt Thomas Buys, klantadviseur van de Stad Lier. Ik heb met hem afgesproken in het stadhuis op de Grote Markt, met stip het mooiste toerismebureau dat ik ooit in mijn leven heb gezien. Lierenaars worden volgens Thomas ook wel Pallieters genoemd – levensgenieters – geïnspireerd door de gelijknamige vrolijke hoofdpersoon uit de roman van Felix Timmermans, de beroemde Vlaamse schrijver en dichter, die werd geboren in Lier.
“Wij Lieren melken den dag,” beaamt Thomas met een lach. “Schijnt de zon, dan pakken we graag een pintje op het terras.” Volgens Thomas is de beste en leukste manier om Lier te ontdekken aan de hand van verschillende themawandelingen. De wandeling ‘Schoon Lier’ voert langs kronkelige straatjes, historische pleinen, statige gebouwen en de groene stadsvesten. De stadswandeling van 4,7 kilometer wordt aangegeven met koperen klinknagels in het trottoir. “Kijk in welke richting de torens op de klinknagels wijzen en je weet meteen welke kant je op moet.”
Verder lezen?
Lees het vervolg van Petra’s avonturen in de charmante Vlaamse stadjes in ons Vlaanderen nummer Zin 11. Nu in de winkel. Of bestel ‘em hier online.
Tekst en beeld: Petra Schouten Media