
Ergens waar ik niet zou moeten zijn
Een nieuwe column van Stef Bos
Stef Bos (1961) is singer-songwriter en woordkunstenaar. In Zin schrijft hij over zijn leven als muzikant en als echtgenoot en vader. Stef is getrouwd met de Zuid-Afrikaanse kunstenares Varenka Paschke. Samen hebben ze drie kinderen: zoon Kolya (15) en dochters Lorelei (13) en Vonkie (8). Ze wonen afwisselend in Zuid-Afrika en in Vlaanderen. Stef toert dit voorjaar door Nederland en België met de nieuwe cd Tijd om stil te staan.
Marc Wielaert was een gepassioneerd radiomaker bij de NPO en een man met stijl en een genuanceerde benadering van de werkelijkheid die in onze tijd steeds zeldzamer wordt. Hij overleed begin dit jaar na een kort ziekbed, 62 jaar. Marc was een dorpsgenoot van mij; ik vond het vroeger een stoere gast met lang haar die uit een interessante en vrijdenkende familie kwam. Een soort gezin waarvan er niet zoveel waren in ons geboortedorp Veenendaal. Ik verliet het dorp op mijn 18de en kwam via omwegen op een toneelschool terecht in Antwerpen waar ik als liedjesschrijver werd geboren. Begin jaren 90 kwam een eerste cd uit en opeens liep ik, na zeker vijftien jaar, Marc weer tegen het lijf in Hilversum. Tijdens die ontmoeting kwamen we erachter dat we ons beiden een vreemde eend in de bijt hadden gevoeld tijdens onze jeugd in dat dorp. Niet zozeer door de mensen maar meer door een mantel van protestantse ingetogenheid die als een vreemde en soms ook intrigerende zwaartekracht op het dorp drukte. Er was waarschijnlijk ook een creatief zaadje in ons geplant dat daar als zodanig moeilijker wortel kon schieten. Marc was compositie gaan studeren en ik was met mijn songs het theater in gegaan. We hadden beiden het gevoel dat we in een vreemde spagaat zaten met onze plaats van herkomst. Alsof je altijd net langs elkaar heen beweegt in een komedie van vergissingen.
Het mooiste voorbeeld daarvan voor mij had te maken met een foto-expositie. Het was een expo die door de provincie Utrecht trok en in elke gemeente een van de (oud-)bewoners centraal zette met een groot portret. In Veenendaal was mij die eer te beurt gevallen en ze vroegen of ik de officiële opening kon doen. Ik kon die avond echter niet, want ik had de première van een project met Theatergroep MOMO: een groep van jonge mensen met een verstandelijke beperking die mij vooral hadden geleerd tijdens het maken van de voorstelling hoe beperkt ikzelf was. Toen vroegen ze of ik ’s middags misschien langs kon komen voor een foto voor de krant met die foto van mijzelf daarachter. Tussen de generale repetities met MOMO door liep ik naar het betreffende gebouw waar een lieftallige dame mij trots naar de ruimte bracht. Daar zei ze: “Kijk Stef, daar hang je. Mooi hè!” Ik keek naar het portret van ongeveer twee bij drie meter en zei: “Maar dat ben ik niet, dat is Herman van Veen.” Er viel een korte stilte en daarna een ontsteld: “O, nee… Het is niet waar. Verschrikkelijk. Sorry, sorry!”
Ik moest hard lachen en vertelde haar alleen dat het goed was dat ik die avond niet was gekomen (er schuilt nog wel iets van een cabaretier in mij die daar een act van had kunnen maken).
Nog niet zo lang geleden was er een reünie van onze school. Tweeduizend oud-leerlingen verzamelden zich in een hal, mij hadden ze gevraagd om iets te komen zingen. Maar dat was onmogelijk in die hal, met mensen die elkaar soms veertig jaar niet hadden gezien. Met nadruk werd mij tóch gevraagd iets te doen en dat ging door het kabaal hopeloos de mist in. Zittend achter de piano hoorde ik opeens een stem achter mij: “Stef, maak dat je wegkomt, dit zijn niet de omstandigheden voor datgene wat je schrijft en zingt.”
Toen ik hoorde dat Marc was overleden, kwam dat moment me helder voor ogen en nam ik me voor zijn stem mee te nemen op mijn reis door de tijd voor als ik ergens ben waar ik eigenlijk niet zou moeten zijn.