“Iemand zei eens dat je droefheid door huppelen kansloos kunt maken,” zegt schrijver en taalvirtuoos Wim Daniëls (1954). Toen was de kwalificering Huppelnederlands snel bedacht voor vrolijke woorden in de Nederlandse taal én voor zijn gelijknamige allernieuwste taalboek.
Jij schrijft graag over taal. Maar hoe kwam je op het idee een boek met de vrolijkste woorden van de Nederlandse taal te verzamelen? Heeft dat misschien te maken met de wat sombere (corona)tijd waarin we nu leven?
“Nee, het idee voor het boek was er al vóór de coronaperiode. En het was niet eens mijn eigen idee maar een idee van een vriendin: kinderboekenschrijver Judith Koppens. We zijn er aanvankelijk ook samen aan begonnen maar het blijft altijd lastig om met z’n tweeën een boek te schrijven. We hebben het een tijdje laten rusten en in coronatijd heb ik het weer opgepakt en ben ik, in overleg met Judith, alleen doorgegaan.”
Hoe ben je te werk gegaan? Waar haalde je alle woorden vandaan?
“In eerste instantie ben ik bij mezelf te rade gegaan. Wat zijn voor mij woorden die een heel opgewekt karakter hebben of een opgewekt gevoel geven bij het lezen ervan of het gebruik ervan? Daarna ben ik woordenboeken gaan doornemen en ben ik ook gaan zoeken via Delpher, een mooie website waar oude kranten en tijdschriften te vinden zijn. Ik tikte dan zoektermen in als ‘vrolijk woord’ en ‘grappig woord’ en ook daardoor kwamen er worden bovendrijven die aan mijn – niet al te harde – criteria van Huppelnederlands voldeden. Ik heb ook wel via Facebook en Twitter aan mensen gevraagd wat voor hen ‘huppelige’ woorden zijn.”
En hoe heb je vervolgens gekozen? Waar moet een woord aan voldoen om ‘vrolijk’ te zijn?
“De vorm en de klank moeten direct in positieve zin tot de verbeelding spreken. Maar ik besef dat het erg subjectief is. Dat schrijf ik ook in de inleiding van het boek. Vrolijkheid, opgewektheid is niet voor iedereen hetzelfde. Iemand die wist dat ik met het boek bezig was, kwam bijvoorbeeld aanzetten met het woord ‘appelflap’. Maar dat vind ikzelf net iets te pafferig. Je zakt er eerder wat van in elkaar dan dat je ervan opveert. Maar ‘sapperdeflap’ vind ik dan weer wel geschikt. Daar zit een springveertje in dat ontbreekt in ‘appelflap’.”
Hoe kwam je op de kwalificeringen ‘Huppelnederlands’ en ‘Huppelwoord’?
“Ik wilde een benaming hebben die direct duidelijk maakt dat het om de vrolijke kant van de taal gaat. ‘Huppelen’ is bij uitstek een woord dat dat doet. Er is ook een prachtige dans – ik beheers die zelf enigszins – waarin het in verkapte vorm om huppelen draait: de shuffle. Als je mensen de shuffle ziet dansen, word je heel vrolijk. Een echt shufflenummer is Such a night van Elvis. Iemand zei eens dat je droefheid door huppelen kansloos kunt maken.”
Wat viel je op toen je aan het verzamelen van deze woorden sloeg?
“Dat je woorden waarvan je de betekenis niet kent op grond van hun vorm of klank toch als een huppelwoord kunt ervaren. Ik had bijvoorbeeld nog nooit gehoord van ‘berkenspikkelspanner’. Misschien de meeste lezers van Zin ook niet. Maar als je het zo ziet staan, berkenspikkelspanner, dan denk je toch dat het een heel opgeruimd woord is, spic en span, schoner wordt het niet.”
Wat is – of wat zijn – jouw favoriete huppelwoord(en) eigenlijk? En waarom?
“Ik heb een warme band met woorden die ik herhalingswoorden noem, die uit twee of drie identieke delen bestaan: kielekiele, hoelahoela, chachacha, toitoitoi. Dat soort woorden. Het komt misschien omdat ik ze ooit allemaal verzameld heb, alle herhalingswoorden die in het Nederlands voorkomen. In veel herhalingswoorden zit een spelelement en speelsheid komt al snel in de buurt van vrolijkheid.”
Waarom kan een woord dat wel vrolijk klinkt maar een negatieve betekenis heeft geen ‘huppelwoord’ zijn?
“Als de betekenis van een woord echt negatief is, kunnen we ons als taalgebruiker daarvan niet losmaken. Neem ‘kakkerlak’, prachtig samengesteld en heerlijk klinkend, maar het beestje roept te veel weerzin op. De vorm en de klank kunnen daar niet tegenop. Maar als de betekenis maar een klein beetje negatief is – zoals met ‘akkefietje’ het geval is – dan kan het woord toch nog wel huppelig gevonden worden.”
Hoe is de verdeling Vlaams-Nederlands onder de huppelwoorden?
“Ik neem wel enkele woorden op die uitsluitend in Vlaanderen gangbaar zijn, zoals ‘kabberdoeske’ voor een louche café, en ik geef volop ruimte aan de Vlaamse auteur Stijn Streuvels die er behoorlijk op los huppelt in sommige van zijn boeken (balleganten, bekukkelen, knotsplof). Maar ik maak geen strikte scheiding tussen Vlaams en Nederlands. De talen zijn daarvoor ook te veel verstrengeld.”
Alweer met een nieuw project bezig?
“Zeker. In mei gaat een boek verschijnen waarin ik de geschiedenis van vakantie vieren uit de doeken doe, getiteld Op vacantie! Sommigen zullen nu misschien zeggen dat het Met vakantie moet zijn, maar ik neem mijn lezers vooral mee ‘op vakantie’. En na de tv-serie Het dorp ben ik voor Omroep Max weer een nieuwe tv-serie aan het maken over amateurfilms van vroeger.”
Win Huppelnederlands
Falderappes, flikflooien, flierefluiter, oelewapper. Frivole, koddige woorden zijn het, gewaagd, lichtzinnig, onbezonnen. Als je er goed naar kijkt, denk je misschien: wat staat er in hemelsnaam? Hoe zijn we ooit aan deze woorden gekomen? Bij sommige heb je misschien de neiging om te gaan zingen: hatsiekiedee, ammehoela, hoelahoep. Wim Daniëls noemt ze ‘huppelwoorden’. Ze zijn speels, zwaaien, dansen op een koord, tuimelen in het rond. Niet zelden blijken huppelwoorden hun dartele leven al vrij lang te leiden in de Nederlandse taal. De meeste zijn in elk geval niet van vandaag of gisteren. We geven 5 boeken van Wim weg. Winnaars hebben inmiddels bericht gekregen.
(BBNC, € 14,99)