Hij debuteerde bijna dertig jaar vóór De tolk van Java: het boek waarmee hij dan toch met een mokerslag doorbrak bij het grote publiek. Schrijver Alfred Birney (1951) komt nu met de roman In de wacht die, zoals hij zelf zegt, een aanvulling is op zijn beroemde besteller.
De tolk van Java is een bekroonde en je meest bekende roman; zoon Alan Noland speelt er een hoofdrol in. In de wacht is geschreven vanuit Alans perspectief. Van waar kwam de behoefte opnieuw een boek rond dit personage te schrijven?
“De figuur Alan Noland bestaat al zolang ik schrijf, hij komt zelfs al voorbijwandelen in mijn debuutroman Tamara’s lunapark uit 1987. Ook in Bewegingen van heimwee (1989) speelt hij even mee en in een paar verhalen in De fenomenale meerval (2018). Een absolute hoofdrol voor hem, zijn vader en zijn Chinese grootmoeder op Java is weggelegd in de enigszins vergeten roman Vogels rond een vrouw (1991), dat ook in Indonesië in vertaling uitkwam. Ik speelde dus al heel lang met het idee om rond hem en zijn vader een roman te bouwen. Ik had er wel dertig jaar de tijd voor nodig omdat ik uitvoerig onderzoek wilde plegen, interviews moest afnemen, bijvoorbeeld met mijn vader en moeder en mijn vaders familieleden in Soerabaja. Daarbij heb ik veel non-fictie gelezen en allerlei stukken uit archieven bestudeerd. Toen ik eenmaal aan het uitschrijven van De tolk van Java begon, had ik dus een flinke bagage in mijn rugtas waaruit ik kon putten. Omdat Alan Noland als romanfiguur het dichtst bij me staat en al zo lang meegaat, was het gemakkelijk voor me om weer voor hem te kiezen bij het schrijven van In de wacht. Kortom, ik heb hem vroeg verzonnen, aanvankelijk een klein beetje uitvergroot en zet hem uiteindelijk ‘levensecht’ neer.”
Kunnen we In de wacht beschouwen als een vervolg op De tolk van Java?
“Ikzelf zou het een aanvulling noemen op De tolk van Java. Omdat in In de wacht de moederfiguur opeens weer opduikt en er wordt gerefereerd aan de vader, kun je het als een vervolg lezen maar dat laat ik aan de lezer. Als bijvoorbeeld een journalist mij interviewt en spreekt over ‘het vervolg op De tolk van Java’, dan ontken ik dat niet. Ik laat het liever aan de lezer over. Dat is sowieso altijd een gewoonte van me geweest.”
Zit er nog meer voer voor een roman in de figuur Alan Noland, of misschien zijn zoon?
“Ja, er zit nog meer voer in de figuur Alan Noland. Ik heb al een aanzet voor een nieuwe roman, zeg maar de laatste voor deze figuur. Maar het kan ook zijn dat ik eerst met iets anders kom. Dat weet ik niet. De zoon-figuur komt hoogstwaarschijnlijk niet meer terug in mijn werk.”
Waar haalde je de inspiratie voor In de wacht vandaan? Is dit (ook) weer (deels) autobiografisch?
“Ze noemen het tegenwoordig denk ik autofictie. Ikzelf sprak van faction, maar vind de term autofictie uiteindelijk beter. Dus: in mijn herinnering duiken en er de bouwstenen voor een nieuw boek uithalen. De herinnering is mijn basis, altijd, aangevuld met mijn fantasie. Het is lastig en volgens mij onnodig om uit te leggen wat nou waar is en wat is verzonnen. Het belangrijkst is dat het boek als geheel geloofwaardig is.”
Je schrijfstijl is heel vloeiend en meeslepend. Heb je je daarin geoefend of is dit je natuurlijke schrijfstijl?
“Mijn schrijfstijl heeft zich gaandeweg ontwikkeld van bewust literair naar meer ritmisch vertellend. Het gebruik van spreektaal ben ik voor het eerst gaan toepassen in De tolk van Java. Dat kun je zien in de dialogen van Alan Noland met de moederfiguur. Vanwege het gemak waarmee je in spreektaal een humoristische dan wel spottende of sardonische toon kunt aanslaan, ben ik in In de wacht spreektaal meer met literaire taal gaan mixen. In oudere verhalen en romans van me zie je meer een ‘puur literaire’ schrijfstijl. Ik heb dat losgelaten om met een krachtiger stem bij de lezer binnen te kunnen komen. Ook het associatieve element, dat in vrijwel al mijn werk zit, komt hierdoor beter tot zijn recht. Je slaat, om zo te zeggen, makkelijker zijwegen in om daarna weer op de snelweg terug te komen en door te rijden.”
Kun je ons een kijkje in de keuken geven van hoe je schrijft? Wat zijn je schrijfrituelen?
“Ik schrijf in een Spartaanse omgeving. Mijn bureau moet leeg zijn, er mag geen troep rondslingeren. Er mag niets aan de muur hangen. Er mogen geen mensen zijn, ze moeten slapen. Ik schrijf in de nacht, dan word ik niet gestoord. Ik ben een schrijver uit de oude school. Dat betekent dat ik ben begonnen met schrijven met een vulpen. Het voordeel van schrijven met de hand is dat je snel schrapt in je teksten en leert om aldoor te herformuleren. Later ben ik een mechanische schrijfmachine gaan gebruiken, zo’n Olivetti met een brede wagen. Ik draaide vel na vel op de schrijfmachinerol en correcties maakte ik door de tekst met een kwastje te retoucheren en er daarna overheen te typen. Of ik overschreef zinnen met x’en, om ze vervolgens te herschrijven. Na de mechanische kwam de elektronische schrijfmachine, een Brother. Dat apparaat had een speciale toets waarmee je naar een typfout terug kon springen en die weg kon tikken en verbeteren.
Toen kwamen die enorme computers met zwarte beeldschermen en groene letters, ik werkte toen met Wordperfect. In 1995 nam Windows de macht over en werd het Word wat de klok slaat. Omdat mijn laptop in de prak ging door een upgrade van Windows – terwijl ik die had uitgezet – ben ik zo boos geworden dat ik een MacAir kocht. Op die laptop zit een programma, genaamd Pages. Het is minimalistisch en past perfect bij mijn Spartaanse omgeving. De tolk van Java en In de wacht zijn beiden daarop ontstaan. Studenten gebruiken veelal zo’n ding vanwege de batterijduur. In de winter is mijn woonkamer te koud omdat die deels boven een galerij hangt. Ik vlucht dan naar de keuken met die laptop. Is een manuscript eenmaal zo ver dat ik die als een kladje kan beschouwen, dan volgt het grote moment: het printen van de tekst. Pas dan begint het grote feest: het met vulpen eindeloos schrappen en herschrijven van passages, totdat de boel bijkans onleesbaar is. Dan voer ik de correcties in en begint het herschrijven opnieuw. Van De tolk van Java heb ik vijftien versies. Van In de wacht drie. Overig werk zit tussen drie en vijf versies in voordat een redacteur het onder ogen krijgt.”
Wat is je volgende project? Waar mogen we ons op verheugen?
“Wat een schattige vraag! Nou, ik loop met vijf boeken in mijn hoofd rond: een eenvoudige novelle, een complexe roman, een vervolg op Alan Nolands avonturen in zijn jongere jaren, een vervolg op het Dagboek van Meneer B. of een stripboek waarvoor ik geen tekenaar kan vinden. Nu ik dat zo voor me zie: laat die laatste twee maar zitten. Die complexe roman geeft veel werk aan onderzoek dus laat die ook maar zitten. Blijven er twee over. Maar het vervolg op Alan Nolands avonturen kan misschien in een novelle en die novelle groeit misschien wel uit tot een roman. O, wacht, er schiet mij nog iets te binnen, ook spannend om te doen: weet je, ik wacht de zomer af, ga veel fietsen en wie weet kan ik in september in Spanje gaan zitten. Dagboek van een pensionado krijg je dan. Grapje. Weet je dat ik op 99 manieren bami kan maken? Birney’s Bamiboek – is dat niets?”
Over het boek & win
Wachtend op een operatie ziet Alan Noland vanaf zijn ziekenhuisbed de multiculturele samenleving aan zich voorbijtrekken. Ongegeneerd etnisch profilerend en wars van politieke correctheid legt hij zijn tijdelijke leefomgeving onder de microscoop. Daarbij spaart hij ook zijn eigen falen op persoonlijk vlak niet. Wat Alan ziet verbaast, ergert en vermaakt hem zodanig dat hij zijn levensgevaarlijke fysieke toestand bijna vergeet.
Alfred Birney: In de wacht (De Geus, € 22,50)
Lezen? Zin geeft 3 boeken weg! Laat hieronder een reactie achter om kans te maken op In de wacht. Winnaars hebben inmiddels bericht gekregen!
Hanne Muda zegt
Ik vind het een heel prettige en interessante man. Ik wil heel graag nog zijn boeken gaan lezen, heb inmiddels wel interviews met hem gezien. Hij heeft ontzettend veel meegemaakt. Vind hem zo ontzettend dapper en een enorme doorzetter. Heel inspirerend persoon en zachtaardig.