Corrie Verkerk (1957) is zzp’er, woont in Amsterdam en schrijft geregeld voor Zin. Haar moeder woont in Vorden, ze is dementerend. Omdat ze niet meer voor zichzelf kan zorgen is Corrie, met hulp van de thuiszorg, bij haar moeder in quarantaine gegaan. Zwaar, maar óók onvergetelijk. Corrie deelt hun dagelijks lief en leed met ons.
Geen risico
Het zijn de eerste, écht warme lentedagen. De hemel kleurt azuurblauw.
“Kijk eens hoe mooi?”
Prachtig,” antwoordt mijn moeder. “Dan ga ik morgen schaatsen.”
We gaan naar buiten. In de beschutte tuin is het zo’n 23 graden. Ik zet haar zonnehoed en parasol op. Het dikke truitje houdt ze nog even aan. Als er een klein windje opsteekt gaan we snel weer naar binnen. Geen risico!
De hele dag draait ze ‘op volle toeren’. Een marathonmonoloog waar een geoefend acteur ‘U’ tegen zou zeggen. Ik raak geïrriteerd, mijn hoofd bonkt. Tsja, ik ben ook maar een mens…
“Wil je niet eventjes een dutje doen mam. Ben je niet moe?”
“Hoe kom je daar nou bij?”
Stoere bootwerker
’s Nacht word ik wakker. Mijn moeder snurkt met een rochel. O jee. De volgende ochtend hoest ze. Haar stem is gedaald naar het niveau ‘stoere bootwerker’. De ochtendzuster fronst de wenkbrauwen, pakt de thermometer en doet een schort en mondkapje voor. Uit voorzorg. Normaal werken ze zonder. Onbegrijpelijk, kaart ik aan. Maar ja, er is schaarste. En van de RIVM hoeft het niet, pas als er zich daadwerkelijk een coronageval voordoet. Ben ik nou een slechte journalist als ik meen dat dit de omgekeerde wereld is? Inmiddels weten we hoeveel zorgpersoneel er in en buiten verpleeghuizen – zonder voldoende middelen – besmet zijn met het virus. En wat voor een stille ramp zich binnen de verzorgingsmuren afspeelt. De angst slaat me om het hart. Gelukkig, mijn moeder heeft 36,3. Natuurlijk, na weken binnen kan het een ‘gewoon’ koudje zijn. Daar is ze bevattelijk voor.
Papieren snotterlapje
“Ik voel me niet goed,” zegt ze.
“Wat voel je dan?”
Het zijn de gebruikelijke ochtendklachten.
“Heb je pijn in je keel?”
“Nee.”
Ze houdt angstvallig haar papieren snotterlapje vast. Ik peuter het uit haar vingers. Zonder handschoentjes. Die zijn op. De vorige lading handbeschermers die mijn goede vriendin Anne-Rose Bantzinger vanuit Amsterdam heeft opgestuurd blijkt geplunderd. De doos waarin het latex-goud was verpakt arriveert… leeg. Hebben we dat nu ook al?! Handschoenencriminaliteit?
Meteen handen wassen. De hele dag handen wassen. Tot het bloed uit de pijnlijke sneetjes sijpelt en mijn onderarmen op een geschubde huid beginnen te lijken.
Anderhalve meter afstand? Niet mogelijk. Ik til haar van de stoel op de po, en van de po in de rolstoel en weer terug. De pillen gaan, bij gebrek aan bescherming, met een lepeltje. Maar helemaal niet aanraken? Geen optie.
Ze niest. Twee keer
Mijn moeder verorbert ondertussen, in sneltreinvaart, een enorme baguette. Helemaal in haar eentje. Dat is wel eens anders, dan moeten we het broodje in haar mond duwen. Gelukkig, nu heeft ze trek. Ze niest. Twee keer. En niet in haar ellenboog. Dat is haar niet meer aan het verstand te brengen.
Ze doet een dutje in de stoel, terwijl ik nu juist zo’n behoefte heb aan de spraakwaterval die me eerder zo op de zenuwen werkte.
“Ik zit hier met twee lege handen,” zegt ze plotseling. “Waar is de koffie?”
“Voor je neus, mam.”
Ik duw het kopje in haar handen. Het is elf uur ’s ochtends. Ik was mijn handen voor de vijftiende keer en duw de thermometer onder haar oksel. Gelukkig: 36,5. Geen koorts. En ze begint weer te babbelen. Ze telt: “Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven…”
Vanmiddag komen de nieuwe handschoentjes. Ik duim!
Meer lezen?
Lees hier aflevering 1: “Waarom gaan we niet weg?!”
Lees hier aflevering 2: Gewoontes haal je niet zo snel uit de mens
Lees hier aflevering 3: ‘Het dorp slaapt. Behalve mijn moeder’
Lees hier aflevering 4: ‘Tel je zegeningen. En zeker, die tel ik”
Lees hier aflevering 5: ‘‘De realiteit van haar grote vergeten komt extra hard aan’