Rechter Frank Wieland (1949) ging onlangs met pensioen. Zijn laatste zaak was Willem Holleeder, die hij veroordeelde tot een levenslange gevangenisstraf. In zijn werk stond hij bekend om zijn eigenzinnige aanpak, die hem zowel op sympathie als kritiek kwam te staan. Wie is hij?
Opgesloten
“Ik was best een aparte jongen. Mijn ouders zeiden altijd: ‘Je moet advocaat worden of dominee.’ (Grinnikt) Ik praatte veel en in lange zinnen. De broer net boven mij zei eens tegen mij: ‘Waarom zeg je het niet gewóón?’ Misschien dat ik met praten mijn worsteling met mijn geaardheid compenseerde.”
Waarom worstelde u met uw geaardheid?
“Dat gaat al ver terug. Als mijn vrienden over hun vriendinnen praatten. Later tijdens mijn studententijd. Corpslid en homo zijn, was in die tijd geen voor de hand liggende combinatie. Op die leeftijd, begin twintig, weet je ook niet wat je wilt met jezelf. Waar je van houdt. Ik heb vriendinnen gehad, dat vond ik aangenaam. Als er gevraagd werd: heb je een vriendin? Kon ik zeggen: ja. En was ik van het gezeik af. Maar als ik nee moest zeggen, was de volgende vraag: o, waarom niet? Althans, voor mijn gevoel. Ik vond het heel onaangenaam. Altijd.”
Alleen in relatie tot de buitenwereld, of ook voor uzelf?
“Mijn vader moest er niks van hebben. Als mijn haar over mijn oren krulde zei hij: ‘Ga naar de kapper, je bent toch geen mietje.’ Dan zat ik nog dezelfde middag bij de kapper, want dat wilde ik niet. Je wilt passen, maar je zit opgesloten. Want je kunt nergens zijn wie je bent. Dus je past je aan, maar dat is een voortdurende stresssituatie. Ik heb heel lang cello gespeeld. Dat paste bij me. Ik was een melancholieke jongen. Nog steeds.”
Nu in de winkel: editie 11 van Zin, waarin het volledige interview met Frank Wieland is te lezen. Of bestel dit nummer hier online.
Tekst: Minou op den Velde | Beeld: Jacqueline de Haas