Schrijver en actrice Annemarie Oster (1942) draagt de zorg voor haar man, die lijdt aan vasculair parkinsonisme. In Zin schrijft ze over de lasten maar ook over de lusten, als die zich voordoen. Deze keer over de lieve dames van de thuiszorg.
Zonnetje
De Surinaamse thuiszorg die mijn man, meer dan een jaar geleden nu, werd toegewezen is elke dag opnieuw ons zonnetje in huis. Zonnetjes – want de dames zijn met velen. Ik geniet van hun afstandelijk soort hartelijkheid, onverschrokken oogopslag, vanzelfsprekende autoriteit. Vergaap me aan hun kleurrijke, niets verhullende plunje en volumineuze hoofdtooi: nu eens een kunstig gedrapeerde shawl, dan weer hair extensions of een pruik. Als zij binnenkomen, is het zomer.
Positieve discriminatie
Ik begeef me nu op riskant terrein: ook positieve discriminatie is discriminatie. Maar als er iemand – afgezien van schrijver en zwarte-vrouwenkenner Robert Vuijsje – weet waarover ik het heb, ben ik het wel. Ik zie deze vrouwen vaker dan mijn vriendinnen-met-bleekgezichten. Evenals Vuijsje ben ik (en mijn man letterlijk) als was in hun handen. Niet vanwege hun trotse rondingen en onbekommerd sexappeal, maar omdat deze verzorgsters zo onbaatzuchtig, ja zorgeloos te werk gaan.
Plagerijtjes
Wat heb ik een plezier in de plagerijtjes van de een: “Goedemorgen meneer, hier is uw prinsesje. Zal ik u wakker kussen?” Razendsnel beweeg ik me dan naar zijn bed om haar voor te zijn. Met geschater tot gevolg: “O, wat is ze weer jaloers!” Of ik krijg de slappe lach om de reactie van een ander als ik me verontschuldig voor een ongestreken T-shirt: “Och, mijn man zegt altijd…” – met diepe stem en narcistisch gewrijf over de buikpartij: “het wordt gestreken op je lijf!”
De juiste outillage
Ik ken ze inmiddels allemaal bij naam waarvan vele eindigen op een A: Ramona, Priscilla, Agnita. Van die laatste weet ik dat ze altijd twee keer belt, dus roep ik “Ha Agnita!” door de intercom. Van weer een ander weet ik dat ik niets hoef klaar te leggen omdat ze er prat op gaat hier kind aan huis te zijn. “Gaat u maar lekker douchen, Annemarie.” Wel heeft het even geduurd voor ik erachter was welke thuishulp haar eigen handschoenen meenam en welke niet: “Hebt u geen latex handschoenen?” Want in eerste instantie waren onze weldoensters slecht te spreken over het gebrek aan de juiste outillage. De opmaat ‘Hebt u geen..?’ lag hen in de mond bestorven. “Hebt u geen hoog-laagbed? Zo krijg ik het aan mijn rug, hoor. Echt wel!” “Hebt u geen tillift? Als meneer valt, krijg ik de schuld, hoor!”
Steeklaken
“Hebt u geen steeklaken?” Deze verzorgster keek er zo streng bij dat ik met trillende vingers het nummer belde van de instantie waar de sanitaire hulpmiddelen hoog liggen opgetast. Van een steeklaken hadden ze nog nooit gehoord. En al die tijd bleef mijn opdrachtgeefster drammerig naast me staan als was het leven zonder steeklaken een regelrechte ramp. Van welke firma ik dat kreng tenslotte heb betrokken, weet ik niet meer. Maar wel dat het nooit wordt gebruikt. Geen van mijn andere thuisvriendinnen taalt ernaar. Hun veeleisende collega heb ik nooit meer gezien. Een invalster. Hoe ze heette ben ik vergeten. Niet dat zij uit Noord-Holland kwam en hoe ze er uitzag: bleker dan bleek. O jee, nu discrimineer ik alweer!
De columns van Annemarie Oster lees je in Zin. Nu in de winkel of online te bestellen.