Renate Dorrestein (1954) was van 2013 tot haar overlijden in 2018 columniste van Zin. Als eerbetoon aan Nederlands liefste en grappigste schrijver plaatsen we de komende weken elke dag een column van Renate.
Fashionista
Een speciale gelegenheid vroeg laatst om een nieuwe jurk. Vroeger ging ik dan blindelings naar mevrouw Van der Louw, die een paar dorpen verderop een kledingparadijs had. Of ik nou iets zocht voor het Boekenbal of voor een begrafenis, mevrouw Van der Louw trok zonder aarzelen het juiste stuk voor me uit het rek. Tegenwoordig is mevrouw Van der Louw met pensioen, haar winkel bestaat niet meer, dus als ik iets speciaals nodig heb, ben ik op mezelf aangewezen. Dat is geen ideale situatie, want bij mij vergeleken is zelfs Tante Sidonia nog een doorgewinterde fashionista.
Dé jurk
Ik had al een hele middag vruchteloos door Amsterdamse winkels gesjokt zonder een kledingstuk te zien dat ik van het hangertje wilde halen, toen een 26-jarig vriendinnetje me erop wees dat dat momenteel de mode is, kleren die hobbezakken lijken, maar die eenmaal ‘op het lichaam’ transformeren in iets betoverends. “Dat meen je niet,” zei ik. “Je bedoelt dat ik ze moet pássen?” Ja, dat moest. Ik verzamelde een weeklang moed en rukte toen opnieuw uit. In de 32ste winkel gebeurde het wonder: een vormeloze hansop van groene zijde werd toen ik ’m aantrok opeens een Jurk. Verlamd van geluk stond ik voor de spiegel en rekende toen als een haas af (200 euro, daar had je bij mevrouw Van der Louw nog niet eens een topje voor kunnen krijgen – ik had jaren geleden al moeten stoppen met dat mens).
Worstenvel
Na deze geslaagde aankoop begon ik me ontzettend te verkneukelen op de gelegenheid waarbij ik Jurk zou dragen. Ik zou twee uur op een podium moeten staan, dat hoort soms bij mijn vak, en iedereen zou denken: tjonge, echt een vrouw met smaak en allure. In een wolk van zelfvertrouwen vertrok ik op de bewuste dag, met op Jurk alleen een simpel parelsnoertje (less is more, dat wist ik zelfs) en eronder een mooie panty. Halverwege merkte ik dat ik het ontzettend warm kreeg. De opwinding zou me wel parten spelen. Bij aankomst wierp ik met een tadaa!-gebaar mijn jas uit. Daaronder bleek Jurk zich als een soort worstenvel van krimpfolie aan mijn lichaam te hebben gehecht. Alsof-ie op me vast zat gesoldeerd. Ik snelde een wc in en worstelde me uit de groene zijde, wat met zo veel knetterende statische elektriciteit gepaard ging dat mijn parelsnoertje in de pot belandde, parelsnoertje opvissen en afdrogen, Jurk goed uitwapperen en weer aantrekken, op naar het podium nu. Maar na twaalf stappen zat het onding opnieuw van boezem tot kruis aan me vastgekit. Oké, mevrouw Van der Louw, ik had u nooit, nooit mogen verloochenen.
Deze column verscheen eerder in Zin 10- 2015
Foto: Merlijn Doomernik