Jan: ‘Ik zei dat hij misschien maar onder een andere naam moest gaan publiceren’
Jeroen: ‘Ik vind het een voordeel dat mijn vader schrijver is. Van hem leerde ik vanuit mijn gevoel te schrijven’
Vader en zoon
Jan Siebelink (1938) zijn zoon Jeroen Siebelink (1968) is ook schrijver, van onder meer De Wolf, John (2014) en Het wereldschokkende en onweerstaanbaar lekkere verhaal van Tony’s Chocolonely (2018). Zin interviewde vader en zoon twee jaar geleden.
Jan: “Op mijn 17de had ik al de ambitie om een boek te schrijven. Maar ik moest studeren, voor de kwekerij van mijn vader zorgen en in militaire dienst. Naast dat de tijd om te schrijven me ontbrak, durfde ik het eigenlijk niet. Hoe kon ik ooit een boek schrijven in de wetenschap dat schrijvers als Bordewijk of Hermans het zouden kunnen lezen? Bij die gedachte alleen al zonk me de moed in de schoenen.”
Jeroen: “Dat vurige moeten van Jan had ik helemaal niet. Hij las al idioot vroeg literatuur, terwijl ik op mijn 12de nog gewoon Barbapapa las. Papa pushte me ook totaal niet. Hij liet me gewoon voetballen en buiten dingen uitvreten.”
Jan: “Ik vond het prima dat je na de middelbare school economie ging studeren. Omdat in het gezin waarin ik opgroeide altijd te weinig geld was, vond ik het belangrijk dat mijn kinderen een vak leerden. Net zoals ik dat zelf heb gedaan door docent Frans te worden.”
Jeroen: “Na twee jaar economie schrok ik wakker: wat is dit voor een wereld met al die jongens om me heen die dromen van een leasebak? Ik keek naar mijn vader die gelukkig was in wat hij deed. Terwijl ik tussen de brallerige corpsballen zat, ging hij met leuke mensen om. Ik wilde naar zíjn wereld toe, linksom of rechtsom. Het heeft lang geduurd maar het is nu eindelijk een beetje aan het lukken. Ik begon als financieel journalist, werd later een meer algemene journalist en ik schrijf boeken over voetbal. Sinds 2009 werk ik aan een roman.”
Jan: “Toen Jeroen kenbaar maakte dat hij met een roman bezig is, zei ik tegen hem dat hij misschien maar onder een andere naam moest gaan publiceren. Dat vond hij niet leuk.”
Jeroen: “Het interesseert me geen bal dat mensen me met papa vergelijken.”
Jan: “Ik zei het uit vaderlijke bescherming. Hij kreeg soms heel vernederende afwijzingen van uitgeverijen. Ik was bang dat mensen die mijn boeken niet zien zitten, Jeroens werk ook niks zouden vinden.”
Jeroen: “Ik zie het puur als voordeel dat mijn vader schrijver is. Door zijn boeken te lezen, heb ik geleerd niet zo moeilijk te doen en vanuit mijn gevoel te schrijven. Papa houdt het heel dichtbij en schrijft over thema’s die hem bezighouden. Ik ben vader van twee zoontjes, zij zijn heel belangrijk voor mij. Dus is het vaderschap het thema van mijn roman geworden.”
Jan: “Ik ben er heel benieuwd naar maar lees het pas als het gedrukt is. Ik ben bang dat ik hem anders mijn ideeën opleg.”
Jeroen: “Dat zou helemaal niet goed zijn. Ik zou het ook niet trekken. Dan komen we teveel in de vader-zoon rol. Net als vroeger, toen je me woordjes overhoorde. Verschrikkelijk.”
Jan: “Alle drie mijn kinderen doen iets met schrijven. Mijn oudste dochter is correctieredacteur voor diverse uitgeverijen, de middelste is schrijver en freelance journalist en de jongste is redacteur en journalist bij Bol.com. Ik vind het leuk en het maakt me trots.”
Jeroen: “Het geeft mij vooral een gevoel van verbondenheid. Vroeger was ik als klein jongetje heel fysiek met mijn vader bezig door te stoeien en te voetballen. Op een gegeven moment werd ik groter dan hij en ging dat niet meer. Dat we nu allebei schrijven, geeft een soort geborgenheid. Mijn vader en ik vinden hetzelfde leuk. Wij horen bij elkaar.”