Onverwachte gasten, een half plafond dat op je valt terwijl je een dutje doet, luidruchtige vakantieburen en vogels… Zin-lezers vertellen over hun verstoorde rustmomenten. In Zin 4, nú in de winkel, vind je nog veel meer verhalen, waaronder die van de winnaars van de Belvilla vakantiecheque.
Familielawaai
“Wij kijken ieder jaar weer uit naar het eerste kampeerweekend op een van de prachtige Natuurkampeerterreinen van Staatsbosbeheer in Nederland. Het Hemelvaartweekend van 2016 werd echter niet het weekend dat wij voor ogen hadden. We arriveerden al op woensdagavond en installeerden ons op een mooie plek op een verder nog leeg kampeerveldje. We hebben een De Waard Albatros Junior tent – de mooiste tent die er bestaat, maar met veel haringen wel even een klus om op te zetten. Toen we net zaten met een welverdiend koud biertje voor de tent kwam er een grote gezinsauto het veldje op reed. Er kwamen zes mensen uit en met veel geschreeuw werd hun tent vlak naast de onze opgezet. Even later kwam er nog een groot gezin, familie van het eerste gezin. De puberkinderen vermaakten zich prima, al schreeuwend, rondrennend en struikelend over onze scheerlijnen. De volgende dag kwamen er nog twee gezinnen bij, állemaal familie. Ze speelden Kubb, een spel waarbij met stokken gegooid wordt, waarbij ook de ruimte voor onze tent ingezet werd. Ze maakten een (verboden) kampvuur bij de tent. Er werd veel gedronken, veel gelachen, veel gehuild en hard geschreeuwd tot laat in de avond, zonder ook maar één moment te bedenken dat dat voor ons (twee zestigers) misschien wel storend was. Ik begrijp dat zo’n familieweekend heel gezellig kan zijn, maar boek dan níet het type camping waar de mensen voor hun rust komen.” Trees de Zwart-Veening
Gezelschap
“Pasen 2015. Het gaat slecht weer worden. Natte, koude en stormachtige dagen. Geen mooie wandelingen maken in het bos. Te gevaarlijk met windkracht 10 die de takken van de bomen rukken. Tot overmaat van ramp moet mijn man met onze zoon voor een zakenreis naar Spanje. Daar is het prachtig weer. Even heb ik er flink de best in. Onze andere zoon is bij zijn vriendin met de Paasdagen. Bedenk dat het ook wel lekker is eens alleen thuis te zijn. Ik koop een paar goede tijdschriften en een lekker flesje wijn. Waarom ook niet mezelf een beetje verwennen. Na eerst wat uitslapen geniet ik van mijn ontbijtje met een croissant, een hard gekookt Paaseitje, vers geperste sinaasappelsap en een krantje. Op het moment dat ik mij in een luie stoel nestel met het plan mijn tijdschriften te gaan lezen, hoor ik gestommel. ‘Hallo mam, wij komen je gezelschap houden.’ Mijn jongste zoon en zijn vriendin komen binnen met een grote tas vol boodschappen. Met een ingehouden zucht leg ik de tijdschriften naast de stoel op de grond. Daar gaat mijn ‘alleen zijn’-plannetje. Ik schaam me wel voor die gedachten. Want ik vind het ontzettend lief van ze.” Lucy Meijer
Bloedbad
“Tijdens een hectische periode op mijn werk – ik ben docente Engels – werd mijn moeder 80. Ze had bedacht deze mijlpaal met (klein)kinderen en aanhang een weekeinde lang in een hotel te vieren. Omdat mijn moeder er niet van houdt buiten de eigen kring in de belangstelling te staan, mochten de festiviteiten in het hotel niet te veel opvallen. Liedjes of sketches in het restaurant waren ons verboden.
Mijn man Hans en ik hadden bedacht dat we onze hotelkamer zouden versieren en haar daar met mijn twee broers, hun vrouwen en in totaal drie kleinkinderen zouden toezingen, toespreken en onder serpentines bedelven. Ook gingen we op onze kamer een forse verjaardagstaart aansnijden en champagne drinken.
Hans en ik arriveerden extra vroeg om de voorbereidingen te treffen. Ik was doodmoe, maar een uur voordat iedereen zou arriveren hadden we alles klaar, alleen de slingers moesten nog worden opgehangen. Hans bood aan dat alleen te doen, zodat ik een poosje op bed kon gaan liggen. Met vier punaises bevestigde hij de slingers in de kamerhoeken die vervolgens naar het enorme, zware houten paneel met negen spotjes boven het bed zouden lopen. Het paneel nauwelijks aanrakend hing Hans de eerste slinger over één van de punten. Het grote, logge gevaarte stortte loodrecht naar beneden… In een seconde was een uurtje rust in een bloedbad veranderd.
Na mijn herstel kregen we van het hotel een geheel verzorgd feestweekeinde aangeboden.” Ellen Melchers
Zuipoord
“In de zomer van 2014 gingen mijn man en ik naar Zakynthos. We kozen bewust voor een klein, nog niet zo toeristisch eiland. We hadden al in december geboekt en ons dus al maanden op deze vakantie verheugd.
De hoofdweg van Laganas was één lange weg van discotheken met lichtreclames, casino’s en souvenirwinkels. Overal zwalkten dronken jongeren op straat, om half zeven in de ochtend. We keken elkaar aan en zeiden: ‘Als je hier toch zit, verschrikkelijk!’
Aan de dorpsrand stopte de bus en tot onze schrik moesten wij als enige stel uitstappen. Ons mooie appartement stelde ons enigszins gerust, maar de eerste nacht schrokken we wakker van een enorme herrie. Een groep jongeren die naderhand in het complex naast ons bleek te verblijven, schreeuwde keihard en zong luidkeels volksliederen. Dit ging door tot zes uur in de ochtend. Ik dacht alleen nog maar: ‘Ik wil naar huis!’
De volgende dag deden we ons beklag bij de hostess, maar zij gaf aan dat alle andere accommodaties vol zaten. We hebben geprobeerd het beste van onze vakantie te maken. Rustige, kleine strandjes bezocht, waar we een beetje konden bijslapen, veel rondgetoerd over het eiland, authentieke dorpjes bezocht en heerlijk gegeten.
Maar elke avond begon het geschreeuw en gezang weer. We zijn nog nooit zo vermoeid thuisgekomen. Het was een vakantie om snel te vergeten…” Ineke Penders
Herinneringen
“Zuchtend keek hij opzij. Het gerommel in haar handtasje irriteerde hem. Net nu. Verdiept was hij in de litho voor hem. Twee handen die elkaar beschrijven. Escher op zijn best. Meerdere dimensies in een oneindige lus. Ja, zijn Metamorfose was bekender; zijn Waterval nog meer een illusie. Maar deze prent was genialer. Een tekening binnen de tekening. Wie tekent wie? Ook nu hij dit de vierde, nee, vijfde keer zag hier in het Rijks, was hij nog even begoocheld. Hij was een man van detail. En hier klopte elk detail. De handen van god.
Maar nu was er de verstoring. Enkele seconden, maar toch. Vlug draaide hij zijn hoofd van de vrouw opzij weer naar voren. Terug naar de scherpe lijnen en hun betoverende kracht. Alleen, iets klopte er niet. Er was een signaal naar zijn hersenen gegaan. Een signaal van herkenning. De hand in de tas. En zoals een vingerafdruk wordt gescand, scande zijn vaak geroemde geheugen voor detail de tekening van de hand. De lange en verzorgde vingers, maar vooral die kromming van de linker pink. Nu ging zijn filmarchief in werking. Beelden schieten voorbij. De donkere lokken. Hoe lang was het geleden? Langzaam maakte de irritatie plaats voor opgewekte herinneringen. Zijn eerste liefde. Het strand in Scheveningen. Het zwemmen ‘s nachts. De streling van het haar door diezelfde hand.
‘Ha, jij bent het hè, Arjen toch?’ zei de hem zo bekende stem, terwijl ze hun handen ineengevlochten.” Jef Aarts
In het water
“Na een drukke week verheugden we ons op wakker worden zonder wekker. En dan op ons gemakje ontbijten met de verse zaterdagkranten onder oogbereik. Mijn man en ik, glaasje verse jus, kopje thee, yoghurt met muesli. Af en toe zou een van ons iets grappigs voorlezen. Ik schrik wakker van hard gekletter van water. Alsof er een dakgoot overloopt en het water op het pad voor het huis stort. Het licht wil ik aandoen, maar dat doet het niet. Ik spring uit bed en doe de deur van onze slaapkamer open. Ik schreeuw naar mijn man. Water klettert over de twee trappen naar beneden. Ik kiep op de tast een bak met wasgoed leeg, mijn man pakt een emmer uit de wc en dan staan die twee bakken een stroom water op te vangen die veel groter moet zijn dan hun openingen. Ik bel 112. De stem van de hulpverlener aan de lijn is rustig, zij verbindt me door met de brandweer. Ook de brandweer laat zich niet door mijn paniek meeslepen. Hij zegt dat ze eraan komen. Mijn man is zo verstandig om de hoofdkraan van het water uit te zetten. Het heel harde geklater houdt nu op. Het nadruppelen of eigenlijk meer het nastromen horen we nog wel.
In plaats van relaxt te ontbijten staan we te dweilen, bellen we de verzekering, komt na de brandweer de calamiteitendienst met grote droogmachines, ruimen we de kletsnatte bijkeuken uit en proberen we de schade te overzien.” Ankie Tiemensma
Dakbroeders
“Nog één keer alles doorlopen, alle markeringen en vraagtekens eruit gehaald – ben ik nu écht klaar? Met een bevrijdende zucht klik ik het resultaat van drie dagen zwoegen weg. Gezwollen enkels, prikogen van het staren.
Vroeg naar bed, en in één ruk doorslapen tot de volgende ochtend – wat zal dat heerlijk zijn. Eerst nog een pompoensoep uit een pak dat met een theelepel kerrie een exotisch tintje krijgt, en dan verder crashen op de bank met een voorspelbare rosé en een actualiteitenprogramma. Op het juiste moment de deur op nachtslot draaien en mezelf twee trappen op hijsen, een watje met rozenwater voor de oogmake-up en dan …. Morfeus, ik ben helemaal van jou. Ik word wakker van een metalen gekletter dat me vaag bekend voorkomt. Bèènnnng….! Heel dichtbij. En nog eens – en nog eens. Gevolgd door een heel hoog, schel geluid dat weerkaatst tussen de huizen. Seconden later hoor ik luidruchtig geklapwiek van vleugels in het water dat op mijn dak staat, precies twee meter boven mijn bed. ‘Oouw… jullie horen op 1 maart pas terug te zijn…,’ mompel ik in het kussen. De stoerste van hen, genaamd De Hameraar, slaat zelf gevangen mosselen stuk op de regenpijp. De inhoud propt hij in de snavel van zijn uitverkoren wijfje. Vervolgens neemt men en familie een bad, en bevestigt dit goed gebruik met vibrerende kreten waarvan ik het aantal decibellen best zou willen weten… Maar niet nú. Het helpt niet. De jaarlijkse housewarming party van mijn dakbroeders is begonnen. Nú.” Liesbeth Völkel
‘Euhhh’
“Ik ga zo zitten dat ik in de toekomst kijk. Mijn tong wringt zich tussen mijn voortanden om een verdwaald pitje te bemachtigen. Ik leg mijn schrijfblok op het tafelblad. De inkt vloeit: ‘Ik zocht rust en kreeg een bak herrie’. Woorden als stilte, strand, gettoblaster en blaffende honden verschijnen op het bijna witte vel. Ik denk aan de blad blazende mannen in mijn straat die ik allemaal een bezem cadeau wil doen.
De trein stopt.Tegenover mij neemt een jong stel plaats, hun handen zoeken elkaar. Mensen blijven staan in het gangpad. Als ik mijn tas op schoot neem, knikt een man met grijze bakkebaarden en installeert zich. Een zacht klagend geluid komt mijn kant op. Even schud ik mijn hoofd. Het meisje tegenover me glimlacht. ‘Euhhh,’ klinkt weer. Het duurt nog een klein uur voordat we het station van de hoofdstad binnenrijden. Ik lees de zin die ik afgelopen week in de kantlijn schreef nadat ik hem ergens in de krant zag staan: ‘Stilte is je niet laten afleiden door lawaai’.
‘Euhhh.’ Ik haal diep adem, verruil mijn schrijfblok voor mijn boek. De woorden komen niet binnen, ook niet na twee, drie keer dezelfde alinea te hebben gelezen. Het klagende geluid knaagt. Mijn boek verdwijnt in mijn tas.
De trein mindert vaart, mensen verplaatsen zich naar het balkon. Ik bekijk de vrije plek aan de andere kant van de coupé, nog een half uur te gaan. Ik neem mijn jas van het haakje.” Bertie Radt
Paperassen
“Met een goedkope vlucht via Cyprus kom ik ’s nachts om 02.30 uur aan in Damascus om in het prachtige Syrië van 1992 relaxt als backpacker rond te reizen. Het was een lange dag. In het vliegtuig maak ik kennis met een Syrische familie. Zij bieden mij een lift naar het centrum van de stad. Het scheelt een hoop gedoe zo zeggen ze, doelend op taxichauffeurs van het vliegveld die erg dwingend kunnen zijn. Zeker midden in de nacht. De familie zet mij in het oude centrum af, vlakbij de lowbudget hotelletjes. Het hotel dat nog open is biedt mij na enig onderhandelen een kamer. Engels spreken ze vrijwel niet. Ik ben moe en blij te kunnen slapen. Ik betaal alvast een deel en val snel in slaap.
Binnen een half uur word ik echter ruw gewekt door een van de mannen van het hotel. Ik roep dat ik met rust gelaten wil worden, het is me aanvankelijk onduidelijk wat ze willen. Ze willen papieren zien, een visum zo blijkt. Het wordt stevig mopperen. Alle paperassen laat ik wel drie keer zien, dan zak ik half slapend weer op bed. Nauwelijks ben ik weggezakt in slaap, bonken ze wéér op de deur. ‘Passport, passport!,’ roepen ze. Ik word beroerd en verward wakker, wil met rust gelaten worden. Vanuit verstoorde slaap kies ik eieren voor mijn geld en geef tegen mijn gewoonte in mijn paspoort af. Eindelijk rust. Het is na vieren wanneer ik weer in bed beland en in diepe slaap val.” Sipko Hoekstra
Grote zorgen
“Eindelijk zou ik die woensdag écht een vrije dag hebben. Geen werk, geen verplichtingen. Ik was nog best op tijd opgestaan en zat in m’n vrijetijdskloffie de krant te lezen. Wat een genot.
Onze 18-jarige zoon had last van zijn rug en zou naar de huisarts gaan. Dat kon hij best alleen, vond ik. En dan laat ik ook meteen naar die bal kijken, zei hij. Daar was iets mee.
Totaal overstuur komt zoon thuis en hij moet meteen door naar het ziekenhuis. Dan ga ik me maar aankleden, zucht ik.
In het ziekenhuis wordt duidelijk dat zoonlief zaadbalkanker heeft en hij wordt die dag nog met spoed geopereerd. Later blijkt hij ook nog uitzaaiingen te hebben waarvoor hij drie chemokuren ondergaat. Een jaar later volgt nog een zware operatie.
Ik wou alleen een dagje vrij, zodat ik de krant kon lezen, rustig een kopje koffie kon drinken. Maar die dag begonnen de grote zorgen. Veel verdriet wat ik onze zoon graag bespaard had. Het leven van ons gezin stond maandenlang volledig op z’n kop. Maar… ik kreeg ook de kans om nog eens lekker te moederen over die grote zoon en hij vond het goed. Het belangrijkste is dat hij weer gezond is nu.” Hella
Cadeautje
“Na een drukke, feestelijke dag op mijn werk rijd ik met een voldaan gevoel de Coentunnel in. Het is inmiddels half tien, lekker rustig op de weg. Maar oei, halverwege de tunnel begint mijn eend te pruttelen, de vaart is eruit. O jee, als ik nog maar de tunnel uitkom. Maar nee, voor de uitgang sta ik stil. Meteen knipperen alle waarschuwingslichten. Wat nu?
In ieder geval rustig blijven. Al heel snel komt een politiewagen de tunnel in die achter mij stopt. Ik open het raampje en de agent zegt: ‘Rustig blijven mevrouw, we komen hier wel uit.’ Beschaamd vertel ik wat er aan de hand is; ik sta zonder benzine. ‘Nou mevrouw dat is niet zo mooi. Ik sleep u naar het benzinestation hier vlakbij.’ Mijn tank is snel gevuld en de agent neemt mijn gegevens op. Ik realiseer me dat dit mij een aardig centje gaat kosten.
Afijn, ik geef mijn naam, adres en geboortedatum. Bij dit laatste kijkt hij mij aan: ‘Goh mevrouw dan bent u vandaag jarig.’ ‘Ja meneer, en dit is dan de afsluiting van het feest. Heel misschien wilt u dit door de vingers zien?’ En ja, het bestaat heus nog – hij klapt zijn boekje dicht, feliciteert me en zegt: ‘Nou mevrouw, vooruit, voor deze keer. Ik wil uw feestje niet bederven. Wel thuis, in het vervolg eerder tanken en nu: doorrijden!’ Ik bedank hem en rijd verbouwereerd en opgelucht naar huis.” C. van Dreumel
Bellen, bellen, bellen
“Ik zwaai ze uit, fijn, stilte om mij heen. Heerlijk, na de hectische dag. Schoenen uit en koffie, ik zak in de kussens op de bank. Mijn hoofd loopt langzaam leeg, zachte muziek op de klassieke zender. Ik dommel weg. Even maar. Dan gaat mijn mobiel. Ik zie wie er belt. Geen zin in. Ik neem toch op. Heb al te vaak niet opgenomen.
‘Jaaaaa, hallo, met mij.’ Zucht, einde rust. ‘Hèhè eindelijk neem je op. Jij bent er ook nooit. Ik heb al zo vaak gebeld. Maar jij bent er nooit. Ik heb je ’s morgens gebeld. Toen was je er ook niet. Zeker naar je werk. Nou ik denk, dan bel ik ’s middags. En toen trof ik je ook niet. Zeker bij je zus. Daar zit je ook altijd. Maar je kan toch zien dat ik bel? Dat kan toch op zo’n mobiel? Daarom wil ik die ook niet. Want dan kan je zien dat ik heb gebeld. Dat vind ik heel onprettig. Maar dat je dan niet terugbelt, dat vind ik ook onprettig. Dat is toch een kleine moeite? Ik ben alsmaar bezig met bellen, ’s morgens en ’s middags. En nee, ’s avonds bel ik niet meer, dan ben ik aan het einde van mijn Latijn. Je wil niet weten hoe slopend het is als er de hele dag niemand thuis is. Wat doen die mensen toch de hele dag? Ik kan mij daar zo over opwinden… Nou, ik bel snel weer, gezellig…’” Ans Portengen Beukeboom