Erik Jan Harmens (1970), schrijver en dichter, legt iedere Zin uit waarom gedichten gelukkig maken – of tot nadenken stemmen. Dit keer een gedicht van Joost Zwagerman.
Verwarring
Je moet het nooit doen: de ik in een gedicht verwarren met de schrijver. Natuurlijk stopt die autobiografische elementen in zijn werk, en ook dromen kunnen op papier een werkelijkheid vormen, maar poëzie is niet per se waar. Maar dan is het wel verwarrend om met de kennis van nu (de dichter is vorig jaar september een zelfverkozen dood gestorven) deze tekst van Joost Zwagerman te lezen uit zijn tien jaar geleden verschenen meesterwerk Roeshoofd hemelt. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar bij mij liepen de rillingen over mijn lijf.
Gestelde vragen
Het is een uitgesproken sardonisch gedicht (sardonisch betekent: boosaardig grijnzend), met huiveringwekkend rake woorden als dat hunkeren naar een aanstormende trein, of het bidden voor een volmaakt zelfverlies. De tekst nodigt ook uit om te spelen met de regels, in plaats van ze lijdzaam te ondergaan. Ga de gestelde vragen bijvoorbeeld beantwoorden, wat mij betreft vraag 1 met: ‘niemand’, vraag 3 met: ‘onder meer de Amerikaanse staat Alabama’.
Knopen leggen
Mij verging het zo dat ik me bij vraag 2 bedacht dat ik helemaal geen knopen kan leggen; die van mij gaan altijd los. Toen dacht ik: als ik ooit uit het leven wil stappen, moet ik daar handiger in worden. En toen ineens in een flits: juist niet! Ik moet daar juist níet handiger in worden! En zo zorgt dit gedicht ervoor dat ik niets maar dan ook niets liever wil dan: leven.