Na De drie musketiers, The good, the bad & the ugly en Kwik, Kwek en Kwak mag de wereld zich verheugen op een nieuw trio: maak plaats voor George Kooymans, Boudewijn de Groot & Henny Vrienten. Als Vreemde Kostgangers gaan zij eind september de theaters in. Rick de Leeuw spreekt de drie muziekvrienden.
“Het werken met deze twee heren voelt niet als iets volkomen nieuws,” zegt Boudewijn de Groot (1944) aan het begin van het interview, terwijl hij naar zijn nieuwe kompanen wijst. “Het voelt als een welkome afwisseling op waar ik de afgelopen vijftig jaar zoal mee bezig ben geweest.” Het is typerend voor de manier waarop Boudewijn spreekt. Zorgvuldig formulerend, met een milde ironie in zijn woordkeuze en een gepaste afstand tot alles om hem heen.
Henny Vrienten (1948) grinnikt: “Vijftig jaar lang was hij meneer Boudewijn de Groot de soloartiest, nu is hij gewoon de gitarist van het bandje. Dat vergt nogal wat aanpassing.” Henny is de man die het groepsgevoel in het oog houdt. Altijd bezig met de balans.
“Zeker op zíjn leeftijd!” komt George Kooymans (1948) lachend tussenbeide. “Voor mij is de verandering het grootst. Ten eerste moet ik met deze twee gasten het podium op, en dan moet ik ook nog voor het eerst van mijn leven in het Nederlands zingen. Verschrikkelijk. Waar ben ik in godsnaam aan begonnen?” George is de kwajongen van het gezelschap.
We zitten in de bar van restaurant Central Park in Voorburg, bij Den Haag. Het had wat voeten in aarde om de drie samen te krijgen. Drukke agenda’s en een lichte weerzin tegen promotionele activiteiten in het algemeen. Maar ze zijn er, keurig op tijd en met een glimlach. De zon schijnt en na het interview gaan de mannen repeteren voor de aankomende tournee. Ze hebben er zin in. In luttele maanden schreven ze ruim twintig Nederlandstalige songs bijeen. Aangevuld met bekend en minder bekend materiaal gaan ze er dit najaar de theaters mee in.
Engels vs. Nederlands
George: “Het wordt hoe dan ook een avontuur. Als ik in het Engels zing, heb ik een Amerikaans accent. Dat heb opgepikt toen ik begon te zingen en wilde klinken als mijn voorbeelden, Little Richard en zo. Als ik in het Nederlands zing, heb ik ook een accent. Nogal vet zelfs. Ik woon al meer dan veertig jaar in België, maar ik klink nog zo Haags als de pest.”
Boudewijn: “In Amerika heb ik geen enkele moeite om Engels te praten, maar als ik in Engeland ben klinkt mijn Engels opeens aanstellerig. Ik ga daar automatisch beter mijn best doen, alsof ik erbij wil horen. Ik word er onzeker van. Zingen en schrijven in het Nederlands is mijn tweede natuur.”
Henny: “Voor ik bij Doe Maar kwam, schreef ik alleen maar Engelstalige liedjes, maar van Ernst Jansz mocht dat niet. Doe Maar was principieel Nederlandstalig. In het Nederlands teksten schrijven bleek stukken moeilijker dan ik dacht. ‘Fuck, ze verstaan opeens wat ik zing!’ Ik had niets om me achter te verschuilen. In het Engels deed ik onwillekeurig mijn helden na, het was een rol waar ik in en uit kon stappen. In het Engels schreef ik onzin, als het maar lekker klonk. In het Nederlands zong ik als mezelf en moest ik opeens iets te melden hebben.”
George: “De meeste songs van buitenlandse artiesten gaan absoluut nergens over.”
Boudewijn: “Een van mijn favoriete liedjes is Tutti frutti van Little Richard. Dat zing ik al mijn hele leven, puur fonetisch, geen idee waar het over gaat. Wop bop a loo bop a lop bom bom!”
George: “Tutti frutti gaat over seks. Natuurlijk. Zoals alle goeie songs. Aw rudi!”
Er ontstaat een discussie over de filosofische draagwijdte van het oeuvre van Little Richard, die uitmondt in het elkaar aftroeven met tekstfragmenten en flarden samenzang, en die pas eindigt als de barman komt om de bestelling op te nemen.
When she is lonely and the longing gets too much
She sends a cable coming in from above
(uit: Radar love, Golden Earring)
Afghaanse hippiejas
Boudewijn: “Henny ken ik sinds de vroege jaren ’70, zijn eerste singletje heb ik nog geproduceerd, Little yellow shop. Hij had een artiestennaam: Ruby Carmichael. Dat deden veel artiesten toen. Ook George ken ik al meer dan veertig jaar. Hij woonde in het Gooi, bij Peter Koelewijn in de straat, waar ik ook wel eens langskwam. Maar intiem was ons contact nooit, de Golden Earring speelde in een heel ander circuit dan ik.”
Henny: “De Golden Earring was de eerste echte band van Nederland. Als 15-jarige zag ik ze voor het eerst optreden. Wat zij deden was lichtjaren verwijderd van waar ik mee bezig was. Zo professioneel, zo ontzettend goed. George en ik zijn even oud, maar toen dacht ik dat hij minstens tien jaar ouder was. Volwassen. Hij stond op het podium met de juiste attitude, met de juiste gitaar en met een geweldige stem. Ik was een scholier, een onnozel boertje uit Tilburg. Hij een goddelijke verschijning uit een andere wereld. In mijn jeugd waren Boudewijn en George al coryfeeën, ze waren beroemd op hun 16de. Ik zag Boudewijn voor het eerst optreden toen ik 14 was. Hij kwam het podium opgelopen en keurde het publiek geen blik waardig. Lang haar, Afghaanse hippiejas, mooie vrouw in zijn kielzog. Eerst ging hij op zijn dooie gemak zijn gitaar stemmen en begon daarna zonder aankondiging zijn liedjes te tokkelen. Hij was ongenaakbaar. Magisch. ‘Dat wil ik ook,’ gonsde het nog dagenlang na in mijn hoofd.”
Klankbepalers van Nederland
Er zit bijna tweehonderd jaar popgeschiedenis aan de bar. Boudewijn brak vijftig jaar geleden door met Een meisje van zestien. Sindsdien schreef hij honderden songs, had een lange reeks hits en produceerde tientallen succesvolle artiesten. George richtte in 1961 zijn eerste bandje op toen hij 13 was. Met de Golden Earring verkocht hij wereldwijd miljoenen albums en behaalde ruim dertig gouden en platina albums. Henny maakte in de paar jaar met Doe Maar taferelen mee die vergelijkbaar waren met de Beatlemania uit de vroege jaren ’60. Drie mannen die de klank van naoorlogs Nederland voor een belangrijk deel hebben bepaald. Als ik dat zeg, begint Boudewijn onmiddellijk te sputteren. “Nou nou, dat valt ook wel weer mee, met bijvoorbeeld de palingsound hebben wij niets te maken.”
Henny: “Jouw bescheidenheid siert je, Boudewijn, maar het getuigt niet van enige zelfkennis of historisch inzicht. Zonder jou had de Nederlandse popmuziek er totaal anders uitgezien.”
Boudewijn: “Misschien, maar daar denk ik nooit over na. Ik zit hier omdat ik het leuk vind, niet omdat ik de klank van het land mede bepaald heb. Alsjeblieft, zeg. Het is me overkomen. Ik heb altijd mijn best gedaan maar ik ben nooit mijn eigen katalysator geweest. Muziek maken was voor mij het elimineren van dingen die ik niet wilde, ik had absoluut geen diepe drang naar erkenning of behoefte aan succes. Ik werkte bij de Bijenkorf in het magazijn, in een stofjas. Dat was niet wat ik verwachtte van het leven. Ik wilde een zekere mate van vrijheid voor mezelf. Voor mij waren er twee mogelijkheden om dat te bereiken: film of muziek. Het is muziek geworden, eigenlijk omdat ik werd afgewezen bij een sollicitatie voor de film. Romantischer dan dat kan ik het niet maken.”
Henny: “Dus als je toen was aangenomen, was je nooit zanger geworden?”
Boudewijn: “Waarschijnlijk niet, nee.”
Henny: “Maar zonder jou was ik waarschijnlijk nooit de muziek ingerold.”
George: “Je moet er toch niet aan denken, dan had ik hier nu alleen gezeten.”
En de leraar die mij altijd placht te dreigen
Jongen jij komt nog op het verkeerde pad
Kan tevreden zijn en hoeft niets meer te krijgen
Dat wil zeggen hij heeft toch gelijk gehad
(uit: Testament, Boudewijn de Groot)
Half vrouwelijk Nederland in de rij
Boudewijn: “Voor deze tournee moet ik een boel nieuwe dingen leren. Ik ben maar een eenvoudige folkzanger, nu moet ik voor de composities van Henny opeens allerlei ingewikkelde akkoorden instuderen. Ik ben 72, dus dat gaat niet zo vlot meer. Als ik me er toe zet, gaat het wel. Maar ik zet me er niet zo makkelijk toe. Dat is de grootste uitdaging.”
Henny: “Al die teksten uit mijn hoofd leren, dat vind ik met zwaarst.”
George: “Ik heb ze al bijna allemaal in mijn kop gestampt, ik ben er klaar voor.”
Henny: “Het is ongelooflijk gênant als je op het podium met de teksten staat te hannesen. Laatst stonden we met Doe Maar in de Ziggo Dome. Topavond. We zetten Nachtzuster in en ik weet de eerste regel niet meer. Terwijl ik dat lied in mijn hele leven al tweeduizend keer gezongen heb. Ik loop tijdens het intro naar Ernst en roep: ‘Wat is de eerste regel?’ Hij kijkt me aan met zo’n verbaasde blik en haalt zijn schouders op. ‘Geen flauw idee.’ Toen heb ik het tweede couplet maar twee keer achter elkaar gezongen. Het is geen ramp, maar het zou me vroeger nooit overkomen zijn.”
Boudewijn: “Misschien bij onze tournee de teksten op papier mee het podium op?”
Henny: “Waarom niet? Ik moet toegeven: de machine wordt ouder. Daar heb ik nog geen echte hinder van, maar het seniorenmoment ben ik wel al gepasseerd. Het opnemen van nieuwe informatie heeft een ander tempo gekregen, laat ik het zo zeggen. Ik maak nu beter muziek en begrijp nu beter dan ooit wat ik doe en waarom ik het doe. Het draait meer en meer om de essentie. Maar de energie neemt af. Vroeger stond ik op het podium en was ik in gedachten al bezig met het feestje na afloop van het optreden. Want ik geef het eerlijk toe, dat was een niet onbelangrijke drijfveer voor mij.”
George: “Natuurlijk!”
Boudewijn: “Ik heb nooit gefeest na een optreden, ik moet er niet aan denken. Wat voor feest had dat trouwens moeten zijn, in mijn eentje in zo’n morsige kleedkamer? Dat lijkt me nogal een treurig beeld.”
George: “Als jij een feestje had gewild, had jij een feestje gekregen. Overal en zo lang en zo breed als je maar wilde. Man, half vrouwelijk Nederland stond in de rij voor je.”
Ze legt haar koele handen of mijn voorhoofd
En kijkt me even onderzoekend aan
(uit: Nachtzuster, Doe Maar)
Michael Jackson-achtig hikje
Henny: “De ambitie van George en Boudewijn is nog altijd hartverwarmend. Voor de komende tour schrijven ze songs, teksten, arrangementen, ze maken demo’s met de werklust van een 20-jarige. Laatst vroeg ik of George bij een optreden van mij in België een solootje wilde komen spelen. Hij begint te spelen, met een vuur en een dynamiek. Heerlijk! En ik roep tijdens die solo dat ik meer wil, en hij geeft meer. En nog eens, en nog eens, tot het uit zijn tenen kwam. Geen berekening, totale overgave.”
George: “Het was gelukkig maar één nummertje, anders had je me kunnen wegdragen. Maar het is passie, en die heb je of die heb je niet. Tot de bodem, want die zaal moet plat.”
Henny: “Dat is waar het in de muziek om gaat.”
George: “Als jongen stond ik met mijn neus tegen de ruit van de gitarenwinkel gedrukt. Altijd spijbelen. Met hangen en wurgen heb ik mijn mulo afgemaakt. We hadden al een plaat uit toen ik nog mijn eindexamen moest doen. Het hele weekeinde spelen en dan op mijn laatste benen op maandagochtend naar school. Gesloopt. Op verjaardagen vroegen mijn tantes altijd wanneer ik nou eens een echte baan ging zoeken. Origineel waar. ‘Wat ga je later worden, jongen?’ Toen verdiende ik misschien al meer dan zij. Maar bij ons, ik kom uit een arbeidersmilieu, was het ondenkbaar dat je met muziek je boterham kon verdienen. Muziek was een hobby, geen beroep, punt.”
Henny: “Ik heb er al heel vroeg voor gekozen om te leven van de muziek. Meer dan twintig jaar lang verdiende ik er geen rooie cent mee. Aan het eind van mijn geld was er altijd maand over. Boudewijn weet hoe ik toen woonde. Een krakkemikkige schoenendoos in Tilburg, waar ik met een bandrecorder en twee gitaren de hele dag zat te spelen. Maar denk niet dat ik toen hunkerde naar succes, ik leefde het leven waar ik voor gekozen had. That’s it.”
George: “Ik kan me geen ander leven voorstellen. Zonder muziek zou ik mezelf niet zijn.”
Henny: “Als George begint te zingen, hoor je daar onmiddellijk de Earring doorheen, als Boudewijn zingt, ja, dan hoor je natuurlijk Boudewijn. Een stem uit duizenden. Bij wat ik nu zing, hoor je geen Doe Maar. Dat probeer ik achter me te laten tijdens deze tournee.”
George: “Behalve dat hikje dan.”
Boudewijn: “Dat Michael Jackson-achtige hikje.”
Henny: “Oké, dat is een erfenis uit de Doe Maar-periode. Daar werden ze bij de eerste repetitie een beetje onwel van.”
George: “Alles went. Maar serieus, als we met z’n drieën zingen, gebeurt er iets. Het zit in de klankkleur, in de combinatie van onze stemmen.”
Henny: “Ze smelten samen als een tiet.”
Boudewijn: “Dat is een Salvador Dali-achtig visioen. Prachtig: smeltende stemtieten.”
Henny: “Ja, zo zeggen we dat in Brabant, het loopt als een tiet.”
George: “We begrijpen wat je bedoelt: als boter.”
Henny: “Het hoeft niet altijd te kloppen om het te begrijpen.”
Het interview loopt op z’n eind, we bestellen een glas witte wijn en prijzen ons gelukkig met het leven van vandaag.
Henny: “Vroeger zaten mannen van 72 achter de geraniums, nu staan ze te popelen om op tournee te mogen gaan. Hang ons een gitaar om onze nek en we zijn twintig jaar jonger. Dat is het wonder, het wonder van de muziek.”
Boudewijn: “Het blijven jongens.”
George: “Daar proosten we op.”
Tekst: Rick de Leeuw | Beeld: Jacqueline de Haas
Een paar fragmenten uit die (bijna) twee eeuwen popgeschiedenis:
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
https://www.youtube.com/watch?v=YQgLNpIuZpM
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."