Soms doe je als kankerpatient iets waarvan je eigenlijk weet dat je dat niet meer moet doen. Zo ging ik naar een piepklein concert van een vriendin van vroeger die Fado-zangeres is geworden samen met een vriend van vroeger in een nogal aftands kroegje ergens in het stadje Hoorn. Ik had voldoende morfine genomen om me tegen de pijn te wapenen.
Het regende pijpenstelen. De mercedes stamde uit 1980 en ik zakte diep in de leren bekleding weg. De radio stond aan. De oldtimer zoefde over de weg en de dunne ruitenwissers vlogen zenuwachtig van links naar rechts. We konden elkaar niet heel goed verstaan en toch kletsten we erop los. Ik moest me regelmatig aan de lus omhoogtrekken om een enigszins comfortabele zithouding te vinden en draaide mijn door kanker aangetaste lijf richting bestuurder om de juiste woorden te kunnen opvangen. Dat deed pijn maar afijn.
Eenmaal aangekomen op de plek werden we vriendelijk naar een keldertje begeleid. Het concert zou spoedig aanvangen. De zaalstoelen waren van stof. Er zaten pak em beet 18 mensen. De verlichting bestond uit hier en daar een spot of onbeschermd peertje. Daar schreed mijn vroegere vriendin in een donkergroen taftzijden robe naar het podium, vergezeld door een gitarist en een contrabassist. Ze was niets veranderd. Hooguit wat voller geworden.
Bij het tweede nummer brak haar stem. Er kwam gewoon geen geluid meer uit. Ze verontschuldigde zich en liep naar achteren waar vermoedelijk iets van een kleedkamer voor artiesten was. Het herentoilet was dichtgeplakt had ik bij binnenkomst gezien. De muzikanten tokkelden er wat vrij op los en na tien minuten kwam de fado-zangeres met een glimlach terug. Ze had ons natuurlijk al zien zitten en was wat giechelig over het gebeuren. Vanaf dat moment ging het goed. Bij tijd en wijle was het werkelijk prachtig.
In de pauze liep ze direct op me af. Die hele week had ik al last van te pas en te onpas in huilen uit barsten. Zo ook hier in Hoorn. Ik liet het maar gaan. Wat kon ik anders. In de pauze maakten we foto’s, hielden elkaars hand vast en gaven we een korte update van ons leven van de afgelopen jaren. Ik was eigenlijk niet van plan om de tweede sessie bij te wonen van het concert maar liet me toch overhalen. De bioscoopstoelen zaten in ene niet meer zo prettig en ik kreeg last van pijn in de ribben. Het was bovendien erg koud in het kelderzaaltje. We omhelsden elkaar na afloop en wenste een ieder verder alle goeds toe.
Het was nog een flink stuk lopen naar de auto. Eenmaal op de autoweg begon de regen weer te vallen en werden we overvallen door een enorme file die te maken had met “werken aan de weg”. Het was slecht aangegeven. Mijn chauffeur beweerde dat mensen uit Polen nu meestal dit werk doen en de bewegwijzering zelf niet altijd kunnen lezen. Dit was levensgevaarlijk. Zo ook zijn manoeuvre om achteruit te rijden bij een afslag om alsnog de juiste weg op te gaan. Ver na middernacht kwam ik veilig maar gebroken thuis aan en rolde mijn bedje in. Om drie uur werd ik onverwacht wakker met zo’n helse pijn in borstbeen en ribben dat ik gewoonweg lag te kreunen. Zoiets had ik nog niet eerder gevoeld. Ik maakte mijn partner wakker en wilde naar het ziekenhuis. Ik moest aldoor overgeven. Mijn geliefde moest zichzelf uit een diepe slaap omhoog halen en zat op de rand van ons bed de bijsluiter van de morfine te lezen. Hij gaf me een dubbele dosis en wonderwel viel ik weer in slaap. Was dit medisch onverantwoord? Had ik dit willen missen? Nee.